De familie van Rooijen
Huizenrij in de Oranjeboomstraat (waaronder nummer 63)
Even voorstellen
Wij, de familie Van Rooijen, vader, moeder, Dora, Annie en Wim,
kwamen in 1939 vanaf de Haagweg wonen in de Oranjeboomstraat
op nr. 63. De kinderen gingen zoals gebruikelijk na verloop van tijd het huis
uit, maar mijn ouders bleven daar wonen tot 1970. Zij zijn toen verhuisd naar
het bejaardenhuis (zo heette dat toen nog) op de Haagdijk, het oude Gasthuis.
Inmiddels zijn beiden overleden. Dora woont nog steeds in Breda (IJpelaar), Annie woont al 14 jaar met haar man in Frankrijk
en Wim, de schrijver van dit verhaal, woont met zijn vrouw na wat omzwervingen
alweer 34 jaar in Didam, een dorp ten oosten van Arnhem.
Waarom dit verhaal?
Omdat wij, mijn echtgenote en ik, toen we op bezoek waren bij Dora
(ons Door), in een boekhandel “Nostalgisch Breda” zagen liggen.
Hé, Wittenbols, die naam kwam me bekend voor. Boek gekocht, lezen en nog
eens lezen, website bezocht, verhalen die gaan rondspoken in je hoofd, kortom
ik was weer helemaal terug in de Oranjeboomstraat van mijn jeugd. En toen ik in
het gastenboek op de website het berichtje las van P.K.M. van Eijnatten
(13-04-07) waarin ik ‘ons’ tegenkwam en waarin ik las dat ik
priester was geworden en met veel tam tam naar de
kerk... enz., toen moest ik eerst even lachen, maar vond meteen dat ik dan maar
eens iets aan de buurtverhalen moest toevoegen. Nou vind ik het geweldig dat
dhr. Van Eijnatten onze naam nog weet, maar dat priester etc. klopt niet, want
deze brave roomse jongen ging in 1948 zonder tam tam
naar het juvenaat van de Broeders van Huijbergen om broeder-onderwijzer te
worden. Dat juvenaat zat toen ingekwartierd bij de kweekschool aan het Dr. Jan Ingenhouszplein, want in Huijbergen was alles platgebrand
door de in paniek geraakte Duitsers. Dat broederverhaal komt nog wel
een andere keer, want ik ben niet de enige uit onze buurt of van de
Lourdesschool die iets in die richting heeft ondernomen. Nee, eerst maar eens
wat aanvullingen op het overzicht van de bewoners van de Oranjeboomstraat 01.
Nu hoop ik dat er nog meer van die krasse knarren als Nol Frishert en Ton Frijters actief zijn op deze site, want de herinneringen
van mij (ik ben van 1936) en van mijn zussen (zij zijn resp. van 1931 en 1932)
gaan nog wat verder terug dan die van Kees Wittenbols. (Voor het gemak maak ik
hier in de rest van het verhaal maar KW van. Zij zullen er niet boos om
worden). En dan blijken er, wat bewoners betreft, nogal wat mutaties geweest te
zijn sinds de jaren ‘40, want zover gaan wij terug.
Voormalige kweekschool aan het Dr. Jan Ingenhouszplein
Ik begin bij het grote huis op de hoek van de Vestkant en de
Oranjeboomstraat. Maar... in de oorlogsjaren woonde in dat huis mevr. Van Glerum, ik meen met haar dochter. Naast hun tuin was de
poort met aan het eind een werkplaats. In het winkelpand naast de poort zijn
opa Janus Husson en zijn zoons Frans en Janus met hun
pettenfabriek begonnen. (Later heette de zaak een tijdje: Pettenfabriek Gebr. Husson).
Voormalige Pettenfabriek van Husson
Tijdens de bevrijding van Breda in de laatste week van oktober
1944 werd het huis van Van Glerum
getroffen door een granaat. Mevr. Van Glerum keerde, voorzover ik weet, niet terug in haar huis en zo heeft
Frans Husson, toen alles weer enigszins
genormaliseerd was, dit huis gekocht, het laten restaureren en in de tuin een
atelier laten bouwen, waarna de pettenfabriek pas goed ging draaien. Met de
familie Husson hadden wij een nauwe band, omdat mijn
vader en mijn zus Annie bij Husson hebben gewerkt.
Maar hierover wellicht meer in een volgend verhaal. Toen Husson
in het huis van Van Glerum
trok kwam in het oude winkelpand eerst de familie Bakker te wonen (zie verderop)
en later dus de fam. van der Kruijssen. Naast de
winkel, op nr. 26 woonden volgens mijn zus Annie eerst schoenmaker van der Kruijssen (?), toen Jan Lens de groentenboer
en later Piet Vos van de garage. Bij kapper Jan Speekenbrink
heb ik vele malen in de hoge kinderstoel gezeten en later (promotie!)
natuurlijk in de grote-mensen-stoel. Wat ik me verder van de bezoeken aan dat
benauwde kniplokaal nog herinner, is o.a. de aanwezigheid van het destijds
bekende blaadje “De Piccolo.” Ik kon net lezen en vond het heel
vervelend dat ik een heleboel moppen niet snapte. Dat heeft nog even geduurd!
Van de fam. De Ruyter kan ik hier nog vermelden dat ik de oude mevrouw (wij
zeiden altijd Cor Kip) nog gesproken heb, toen ze, evenals mijn moeder, in
verzorgingshuis St. Elisabeth zat. (Alle bewoners van het oude Gasthuis waren
intussen overgeplaatst naar dat toen splinternieuwe verzorgingshuis.) Meer over
de fam. De Ruyter kan ik beter vertellen in een verhaal over de oorlog. Dan de
fam. Loontjens. Mijnheer Loontjens
was inderdaad een wat stugge, stramme militair (hij trok wat met een been),
mevrouw was een stuk aardiger. Ze hadden acht kinderen: Jan, Annie, Truus,
Joop, Ria, Tonnie en de tweeling Edie en Polly. (De tweeling is te zien op de
foto van pater v.d. Kallen).
P.S.: Er was ook nog Peter (1944?) – waarschijnlijk de 9e
dan – hij zat nog bij mij in de klas (Kees Wittenbols).
Ter gelegenheid van de eerste H. Mis van pater v.d. Kallen in 1954
met misdienaars
Onderste rij, van links naar rechts: Nr. 1 = Jack Farla Nr. 2 = Ton Frijters Nr. 3
= Gerard Bokken? Nr. 4 = Henk Vermeeren
Nr. 5 = Henk Huismans Nr. 6 = Jack Antonissen
Nr. 7 = Dick de Kock Nr. 8 = Jan Willemse.
Daarachter: Nr. 1 = Mevr. v.d. Kallen Nr. 2 = Ad Antonissen Nr. 3 = Pater v.d. Kallen Nr. 4 = Edie Loontjes
Nr. 5 = Polly Loontjes
Nr. 6 = Jack Paes Nr. 7 = Dhr.
v.d. Kallen.
Achteraan: Nr. 1 = Dick Bos Nr. 2 = Toon van Gurp Nr. 3 = Ton v.d.
Muren Nr. 4 = Jan Paes
Vooral na de oorlog werd er veel gespeeld bij Loontjens
voor de deur. Zij hadden namelijk als enigen in de straat een ‘vliegende hollander’ en daar mochten de andere
kinderen uit de buurt ook af en toe op. (Voor wie dit stuk speelgoed niet kent:
een zitje op vier wielen, waarbij je door een krukas of hefboom op en neer te
bewegen vooruitkomt; je stuurde met je voeten). Jan, de oudste zoon is priester
geworden bij de paters Maristen. Ik heb hem later nog
eens ontmoet toen hij klassieke talen studeerde in Nijmegen, maar hoe het
verder met hem en de andere kinderen gegaan is, weet ik niet. Dan de fam. Van
der Hoeven. Daar kwam ik geregeld over de vloer bij moeder Mientje en vader
Henk. De oudste dochter Cor was een vriendin van ‘ons An’ en ik
speelde vaak met Gerard, die ze altijd “broer” noemden. Verder
waren er nog Kitty (onderwijzeres?), Ria en Ton. Ik meen dat vader Henk
invalide was geworden ten gevolge van een auto- of motorongeluk. Ik zie hem nog
in een wat vreemde kleermakerszit boven op de grote werktafel in de
kleermakerij in het achterhuis. Achter in hun tuin hadden ze nog een garage,
die uitkwam op de Walstraat. Die garage speelt nog een rol in een verhaal over
de Lourdesschool dat ik ook nog wil schrijven. (Mens, waar ben ik aan begonnen!
Maar kom, verder.) Bovenhuis 38a, in de oorlog en vlak daarna woonde daar de fam.
Maurer. Vader zagen we niet zo vaak. Hij was, geloof
ik, huisschilder, maar was ook een halve artiest. Hij trad op in allerlei
gelegenheden met ene mevr. Siebert. Ik herinner me
nog een aanplakbiljet voor het raam van een of ander café aan de Nieuwe
Haagdijk: optreden van het duo Maurer-Siebert. Moeder
Maurer was een vriendelijk mens en met zoon Henny heb
ik veel gespeeld. Ook was er nog een dochter Joke, als ik ‘t wel heb.
Mevrouw Maurer was overigens een zus van pater
Verschuren van het Oranjeboomplein, bij wiens eerste H. Mis mijn beide zussen
als bruidje optraden, compleet met pijpenkrullen en een grote strik in ‘t
haar. Dan naar de fam. Luijten. Daar kwam ik het meeste binnen, want Adrie (ja,
die van die inlandse schone; zie KW, hfdst.1) was mijn grote vriend. De oudste
jongens Jan en Dick zijn bij mijn weten nog in leven en in het klooster bij de
Broeders van Huijbergen.
Broederhuis Ste.-Marie in Huijbergen
Riet was, dacht ik, de oudste dochter en had toen verkering met
Piet Avontuur, een Bredase jongen die in het verzet zat. Hij werd op 3 oktober
1944 samen met de groep van Paul Windhausen gegrepen
en gefusilleerd. (Dit drama van “De Vloeiweide” is o.a. beschreven
in Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog,
deel 10 A, het laatste jaar, eerste helft, blz. 467-468.) Bep Luijten –
er is met veel sympathie over haar geschreven op de site en in het boek –
nam ons, Adrie, ‘n Belgisch logeetje en mij, af en toe mee naar het bos;
wandelen en spelen. Maar het meest speelden wij achter hun huis in de
werkplaats en in de loodsen tussen de steigerpalen. Er was in de oorlog niet
veel te doen in de bouw, dus wij hadden de ruimte. Bovendien was vader Luijten,
zoals Adrie zei, “op karwaai,” ergens
anders aan het werk dus. Later hoorde ik dat hij een tijdlang ondergedoken
heeft gezeten. Bij slecht weer zaten we binnen bij moeder Luijten en dan pakte
Adrie zijn meccanodoos. Dat was voor mij heel bijzonder, want zulk duur
speelgoed hadden wij niet. Maar we gaan verder. Bij de fam. Van de Griendt kwam ik af en toe binnen en dat kwam denk ik vooral
door Suzie, want die vond ik wel leuk. Van
‘verliefd’ had ik toen nog nooit gehoord.
Dan naar de overkant, naar boer Kleemans.
Bij vrouw Kleemans haalde ik voor mijn moeder de
groente en de aardappelen en wat ik me vooral herinner is de huisgemaakte
zuurkool die ik in een pannetje moest halen en waar ik op die paar meter terug
naar huis al flinke plukken van naar binnen werkte. Ja, zo gaat dat. Die van Kleemans hadden overigens een flinke moestuin op het stuk
grond tussen de huizen van de Oranjeboomstraat, de Vincent van Goghstraat, de
Pieter Breughelstraat en het pleintje (zo noemden wij
altijd het Oranjeboomplein). Als ik bij ons achter over de schutting keek, zag
ik vaak vrouw Kleemans en Jo op hun knieën
tussen de kool en de sla of wat er verder maar groeide.
Woning van Boer Kleemans in de
Oranjeboomstraat
Dan het rijtje huizen vanaf nr. 73. In het eerste huis woonde
onder de oorlog de fam. Van Vlimmeren, vader, moeder
en twee kinderen. Mijn vader verbood ons om met die kinderen te spelen en ik
denk dat dit in alle andere gezinnen precies zo ging. Dhr. Van Vlimmeren was bij de SS en de kinderen waren bij de
jeugdstorm, het Nederlandse equivalent van de Hitlerjugend. Ik herinner mij
vaag een wat lange man in een grauw uniform met een grote platte pet. Of ze nog
onder de oorlog of vlak daarna zijn weggetrokken, weet ik niet meer. Later kwam
in dat huis dus de fam. Van Gageldonk te wonen.
Vervolgens de vier huizen met, in onze tijd, groene deuren. In het
eerste huis, beneden, woonden toen de eigenaren dhr. en mevr. Bouwens. Boven
hen woonde eerst ene Koosje Bartels en later de fam. Mol met twee kleine
kinderen. Hij was, als ik me goed herinner, personeelschef op de jamfabriek aan
de Haagweg (‘t Sjemmeke)
en onze Annie heeft daar heel vaak op de kleine kinderen gepast. In het
volgende benedenhuis woonde mevr. Van Ham. Wat ik er nog van weet, is dat ze
dikwijls iets kwam lenen: “Ach mevrouw van Rooijen, edde
nog een bietje suiker voor me?” Overigens een aardige vrouw die mijn
moeder nog geholpen heeft toen ik hals over kop naar ‘t Ignatius moest
vanwege een nierbloeding. Wassen, schoon ondergoed,
koffertje pakken, etc. Dat was in 1942. Boven Van Ham woonde de fam. Van Gils.
Hij was collectant in de kerk en hun dochter Lieske is later getrouwd met ene
Bos en is in het huis van Van Elewout
gaan wonen.
Dan komt het hoogste huizenblok uit ons stukje straat. Enigszins
vreemd gebouwd. De benedenwoningen hadden kamers en suite, met de bekende
schuifdeuren. Verder een gang en een keuken en twee tegen de halve achterzijde
gebouwde slaapkamers: een beneden en een boven. Die opkamer bereikte men via
een trap die achter een deur zat in de achterkamer. De bovenwoningen hadden
naast het woongedeelte nog een tweede etage met slaapkamers. Bij ons waren de
schuifdeuren altijd dicht, want de achterkamer was in gebruik als slaapkamer
voor mijn ouders. In de achterslaapkamer sliepen mijn
zussen en ik sliep in de opkamer, tevens bergplaats voor verhuiskisten e.d. De
meeste huizen in onze straat waren nog niet aangesloten op het riool, zodat van
tijd tot tijd de grote septictank, zeg maar de
beerput, die midden in de tuin lag met een zware betonnen deksel er op,
leeggezogen moest worden. Dan kwam de gemeentereiniging met de grote
strontwagen, mijn moeder rolde de gangloper op en dan werden die grote zwarte
slangen aan elkaar gekoppeld en vanaf de stoep door de gang en de keuken naar
de beerput geleid. Pompen maar! De huisbaas van dit blok was Van der Linden,
van de firma Van der Linden, haarden en kachels aan de Nieuwe Haagdijk. (Zoon
Lou van der Linden speelde nog als rechtsback in het eerste van NAC).
Oranjeboomplein
Er zal intussen heel wat vertimmerd moeten zijn aan deze huizen,
want toen al zakte mijn vader een keer door de volkomen verrotte planken vloer van
de achterkamer. Maar goed, dat waren de huizen, nu de bewoners. In het
bovenhuis 65a woonde de fam. Berende. Hij werkte op de gasfabriek, ze hadden
een zoon in het toenmalige Ned. Indië én ze hadden twee kleine
hondjes. In dit huis kwam na de oorlog de fam. Bula.
In het benedenhuis 65 woonde de fam. Bakker. Een groot gezin, afkomstig uit
Zierikzee. Piet Bakker was een joviale man die op zomeravonden op de
omgedraaide stoel voor zijn deur zat, ‘n sjekkie rookte en met wie er
maar in de buurt was de toestand in de wereld doornam. Mijn vader had dat niet
zo, maar kon goed met hem opschieten. Van de kinderen herinneren wij ons nog
Mientje (later Helma), Annie (later getrouwd met een jongen van Brosens of Broos), Toos, Rina en Hennie. De fam. Bakker
verhuisde naar het oude pand van Husson (het
winkelpand) toen Husson in het huis van Van Glerum trok. Toen kwam naast
ons de fam. Metz, die overigens weer familie was van de fam. Berende en vaag
herinner ik mij nog het kleine Jantje Metz. Wij woonden dus op 63 en boven ons
op 63a woonde eerst opoe Kommeren met haar dochters Nel en Jo. Jo ging het
klooster in en toen opoe en Nel wegtrokken kwam hun zoon en broer Kees Kommeren
met zijn vrouw Betsie (ome Kees en tante Betsie zeiden wij) boven ons wonen.
Zij hadden twee kinderen, Ans en Ad. In het benedenhuis daarnaast op 61 woonden
dhr. en mevr. Melis, die later naar Engeland zijn getrokken. Daarboven op 61a
woonde eerste de fam. v.d. Laar, daarna de fam. Joris en daarna mevr. Schoormans. In het pand daarnaast woonde beneden de fam.
Looyens-Bernaards en in het bovenhuis met de erker de
fam. Van de(r) Westen. Henkie en Lowieke van der
Westen waren leuke maar drukke baasjes, en kleine Henkie – hij was twee
of drie jaar – is een keer boven uit het erkerraam zo op straat gevallen.
Op een klein bultje na mankeerde hij niets. Tja… en dan was er nog een
onduidelijke opa waarover wij op straat, als ons moeder het niet hoorde, het
wonderlijke lied aanhieven met deze intrigerende tekst:
Scheet van de Westen liet een scheet
dattie van de
trappen gleed
van de trappen op de stoep
midden in de pèèrdenpoep
U begrijpt, als ik hier paardenpoep zou schrijven, blijft er van
dit authentieke Bredase vers niet veel over. Maar ik dwaal af; verder dus.
Naast de huizen van Looyens en v.d. Westen was een grote poort met deuren die
altijd dicht waren. Dan kwam een winkeltje van Van
Dun - hij verkocht melk en nog zo het een en ander - daarna de boerderij en
vervolgens een rijtje huizen waarvan de oude heer Adank
de eigenaar was. Hij is jarenlang lid geweest van het destijds roemruchte
Bredaas Mannenkoor. Na zijn dood is zijn dochter Betsie Adank
in het huis blijven wonen en voorzover ik mij kan
herinneren was er altijd wel een kostganger is huis. Naast Adank
woonde de fam. Hosemans, dan de fam. Brosens of Broos en vervolgens de fam
Matthijsen. Jan Matthijsen
(hij werd geplaagd met zijn rode haar) zat, net als ik, op het jongenskoor
o.l.v. Br. Vitalis (ook dat komt nog in een ander verhaal) én, hij was
na de oorlog de eerste in de straat met een nieuwe fiets. Nou wás daar
iets mee, import uit Frankrijk of gerecycled van oud blik, dat weet ik niet
meer, maar natuurlijk wel voorzien van de bekende blokken aan de trappers. Ik
mocht van Jan een paar blokjes om: Vincent van Gogh, Pieter Breughel,
pleintje en terug in onze straat. Na Matthijsen kwam
een ‘vrijstaand’ huis waar de fam. Paar woonde en tenslotte, zoals
al meer vermeld de winkel van Van Eyl.
Boven de winkel woonde nog ene v.d. Bos. Dit waren de bewoners van ons stukje
straat, laten we zeggen van 1940 tot 1950.
De voormalige kruidenierswinkel van De Kock
Voor ik verder ga met Oranjeboomstraat 02 nog even een kleine
aanvulling bij hoofdstuk 10B van het boek van KW. Vóór de fam. De
Kock zat de fam. Hoppenbrouwers in de kruidenierswinkel op de hoek van het
pleintje. Zijn er nog meer bejaarden, ouden van dagen, senioren of krasse
knarren (ha,ha) die dit nog weten? Nu dan een paar
aanvullingen op Oranjeboomstraat 02 en een paar andere straten. In het
gastenboek heeft mevr. Beekmans-Baremans al gewezen
op de fam. Van Oosterhout. Naast de winkel van Van de
Maagdenberg woonde de fam. Van de Zande en daarnaast de fam. Van Oosterhout.
Wat vader Van Oosterhout van beroep was weet ik niet meer, maar hij was in
ieder geval een verwoed duivenmelker. In de woonkamer hingen diverse portretten
van prijswinnende postduiven aan de wand. Mevr. Van Oosterhout was een flink
mens met een zware stem. Ze hadden drie kinderen: Jan, Jo en Cor (later Kees).
Jo was een vriendin van ons An en Cor was een van mijn vrienden op school, op
het koor, als misdienaar en later als juvenist en
kwekeling, want ook hij maakte de keus om broeder te worden. In de jaren
‘60 is hij naar de missie gegaan op Borneo (Kalimantan).
Verder was er aan de overkant op het eind van de huizenrij een café
(later dus Van Heusden, haarden en kachels) en wel Café den Dré
café billard. Nu ging het verhaal dat de
eigenaar van dit établissement nog wel eens iets te veel van zijn eigen
voorraad naar binnen werkte en zodoende deed in die tijd het volgende mopke de ronde: “Kende gij ‘t liedje van den zatten Dré?” En als de ondervraagde
dan ontkennend antwoordde, begon de vraagsteller te zingen: “J’attendrai...”Tja… en als u dat liedje
niet kent en als de naam van de zangeres Rina Ketty,
die dit liedje in de jaren ‘30 op de plaat heeft gezet, u ook niets zegt,
dan is dit mopke echt alleen voor de
héél oude knarren!
Dan nog wat namen uit het stuk straat in de buurt van de kerk. Na
het Café den Dré had je een stuk land dat doorliep tot aan het
water van de Aa. Dan kwam het eerste huis en daar woonde koster Commandeur, of
was het ‘t tweede huis? Hoe dan ook, koster Commandeur is de enige koster
die ik heb meegemaakt. Aan dezelfde kant, maar iets verderop, net voorbij de
Bernadetteschool, woonde de fam. De Louw. Hij was een zeer gewaardeerd lid van
het kerkkoor en bij verschillende gelegenheden zong hij solo in de kerk. Ik heb
nogal wat huwelijksmissen ‘gediend’ in die jaren en vaak zong dan
mijnheer De Louw - waarschijnlijk op verzoek van het bruidspaar - het bekende
“Panis Angelicus” van César
Franck. Was dhr. De Louw toen al met pensioen? Ik weet het niet, maar hoe kon je
anders om half elf een lied komen zingen?
Helemaal achter in de Oranjeboomstraat aan de even kant woonde de
fam. Van Gurp. Het was een groot gezin en van de kinderen herinner ik mij:
Mien, Bart, Piet en Trees. Ook was er nog een jongen die TBC had en die een
tijdlang in een tuinhuisje in hun voortuin heeft gelegen. Ik meen dat hij Kees
heette. Bart is te zien op de klassefoto uit
1943-1944, rechts vooraan. Ook hij is naar juvenaat en kweekschool gegaan en
broeder geworden. Hij heeft jaren aan een school gestaan en jeugdwerk gedaan in
Bergen op Zoom. In 1993 is hij overleden.
Nu iets over de Weerijssingel. Op nr. 47
fam. Wolf. Ik dacht dat hun achternaam De Wolf was. Toon de Wolf zat bij mij in
de klas en op het jongenskoor. Op nr. 57 de fam. Vermeulen. Vader was
rechercheur en daarom zelden in uniform. Hun zoon Jan was verliefd op mijn zus
Annie, maar is met een ander getrouwd, onderwijzer geworden en later naar
Curaçao getrokken. Ja, zo gaan die dingen. Als onderwijzer heeft hij
blijkbaar, een prettige indruk achter gelaten. Verder woonde de fam. Antonissen aan de singel, maar het nummer weet ik niet. Ze
hadden in ieder geval twee zoons: Juul en Antoine of Twan. Juul zat ook op het
jongenskoor.
Bij het Vincent van Goghplein mis ik de naam van de Fam. Van
Zwieten. Het huisnummer weet ik niet, maar zoon Jan is de zoveelste in mijn
verhaal die naar ‘de broeders’ is gegaan. In de jaren 60 ging hij
naar de missie in Brazilië. Ook hij ligt vooraan op de klassefoto
uit 1943-1944. Ik meen dat hij nog een zus had, maar daar ben ik niet zeker
van. Dan nog iets over de familie T(h)oma uit de Verlaatstraat. Vader was
terrazzowerker (mozaïekvloeren, aanrechten) en bespeelde af en toe het
orgel in de kerk. Hun oudste zoon Lo is, net als Jan Loontjens,
priester geworden bij de Maristen. Verder was er nog
een dochter Dymph (?) en hun zoon Pieter zat bij mij
in de klas. Zo… en dan ben ik nu aan het eind van dit toch wel lange
verhaal gekomen.
En er zit nog meer in het vat!
Tot slot nog een aanvulling bij de leuke foto van de welpen van de
St. Hieronymusgroep 1953. De leidsters die op deze foto staan zijn van links
naar rechts: Annie van Rooijen, Loes van de Maagdenberg (later getrouwd met Jan
Dielissen), Jo van Oosterhout en Annie van Dongen. Mocht ik fouten hebben gemaakt
wat betreft de feiten of de schrijfwijze van de namen, dan hoor of zie ik dat
graag. En verder wil ik nog even vermelden dat mijn zus Annie, ons An dus, die
het langst van ons drieën op nr. 63 heeft gewoond en over een geweldig
geheugen beschikt, mij zeer heeft geholpen met dit verhaal.
Welpen St. Hieronymusgroep 1953
Onderste rij, van links naar rechts: Nr. 01 = Gijs van Gurp Nr. 02
= Gerry Vonken Nr. 03 = Ton van Gool Nr. 04 = Henk Vermeeren Nr. 05 = Jack
Willemse
Nr. 06 = Jan van Andel Nr. 07 = Henk Gerritsma Nr. 08 = Toon
Gommers.
Staand, van links naar rechts: Nr. 01 = Henk Mathijssen Nr. 02 =
Mark Schippers Nr. 03 = Ger Thijssen Nr. 04 = Jack Antonissen
Nr. 05 = Ad Stevens
Nr. 06 = Gerrie van Dokkum Nr. 07 = Ad Antonissen
Nr. 08 = Charles van Rossum Nr. 09 = Jack van Peer Nr. 10 = Nico Holder Nr. 11 = Ton Frijters.
Wim van Rooijen.
Juli 2007