De pastorie en zijn bewoners

Pastorie van de kerk Maria Onbevlekte Ontvangenis aan de
Oranjeboomstraat te Breda
(Foto: Kees Wittenbols - 2007)
Wij woonden op 195 in de Oranjeboomstraat. Ik zeg voor het gemak
altijd tegenover de kerk, maar dat is niet helemaal juist, het was schuin
tegenover de kerk. Wij keken vanuit de voorkamer recht op de tuin van de
pastorie en het pad tussen deze tuin en de Bernadetteschool, die naar de
ingang van het nonnenklooster liep. Dat pad liep trouwens helemaal rond de
kerk, er was wel een poort, maar die was nooit op slot. Als je die open deed
kwam je langs een mestvaalt, waar de uitgebloeide bloemen uit de kerk gedumpt
werden en dan kwam je weer uit op dat grote grasveld aan de andere kant, tussen
kerk en Dr. Struyckenstraat, waar eigenlijk
nooit iets mee gedaan werd en waar het oude verkennersgebouwtje stond
en langs de Mariagrot kwam je via een poort weer op het kerkplein.
Dat kerkplein was voor ons een ideale speelplaats, hoewel we er ook wel eens af
werden gestuurd, met name door kapelaan Maas.
Ik heb van mijn ouders het verhaal gehoord, hoe ze met andere
buurtbewoners de grote kelder van de pastorie ingevlucht zijn bij nadering van
de Poolse troepen in oktober 1944. Het was trouwens van tevoren afgesproken,
dat ze in dat geval daar konden schuilen voor mogelijk oorlogsgeweld. Ik was
erbij maar kan me er niets van herinneren, ik was 1,5 jaar en heb in een wijnrek
geslapen, hebben ze me later verteld. In die tijd waren er naast de pastoor nog
3 kapelaans in de parochie. Wat een luxe, tegenwoordig mag je blij zijn als er
een priester is op 4 parochies. In mijn vroegste herinneringen waren er naast
pastoor Dekkers, de kapelaans Braat, van Tilburg en Maas. Ikzelf ben in
1943 gedoopt door kapelaan Bruinsma, maar ik heb de man verder niet gekend.

Kerk Maria Onbevlekte Ontvangenis – Breda
(Foto: Henk Wittenbols – 1980)
De kerk was in alle geledingen van de parochie vertegenwoordigd.
Je kon het zo gek niet bedenken, bij elke parochie gebonden vereniging was een
van de kapelaans wel geestelijk leider, aalmoezenier of zoiets. In die tijd
gebeurde het nog wel eens dat een andere priester dan die de mis opdroeg, zondags
de preek verzorgde. Ik denk dat ze dat bij toerbeurt deden. Als er een andere priester preekte, zagen wij de celebrant (dat is
degene die die mis opdraagt) tijdens de preek
van zijn collega, op zondagmorgen wel eens in priestergewaad in de pastorietuin
lopen. De pastoorsmeid was Marie Nuyten,
door ons altijd Marie van de pastorie genoemd. Zij zwaaide de scepter in de
grote keuken, aan de kant van het kerkplein. Veel mensen kwamen niet veel
verder. Als misdienaar ben ik wel verder geweest, op de kamer van de kapelaans,
om bepaalde diensten voor te bereiden. En ook in de grote refter aan de
tuinkant, kwam ik wel eens na een begrafenismis.
Alleen in de schoolvakanties gingen wij met de pastoor in een taxi mee naar het
kerkhof bij een begrafenis. De pastoor schoot dan na de mis snel de refter in,
daar stond de koffie en broodjes voor hem klaar, wij kregen een krentenbol en
dan snel de taxi in, om daar nog net voor de lijkstoet die toen nog stapvoets
naar het kerkhof ging, ook daar aan te komen. Ik geloof niet dat de refter
verder veel gebruikt werd. In mijn herinnering zaten zeker de kapelaans veel
liever in de ruime en gezellige keuken bij Marie.
Pastoor Dekkers
Van pastoor Dekkers heb ik nooit zo goed hoogte kunnen krijgen.
Voor ons jonge kinderen had hij een wat merkwaardig gevoel voor humor. Zo
vertelde hij eens in een van de laagste klassen, dat de St. Pieter in Rome zo
groot was, dat er in de zomer zeilwedstrijden werden gehouden in de doopvont.
En meneer pastoor maar grinniken, omdat wij
met open mond zaten te luisteren en het nog geloofden ook.

Pastoor Dekkers
(Foto: www.oranjeboompleinbuurt.nl)
Later in de 6e klas kregen we ook godsdienstles van mijnheer
pastoor. Bij de behandeling van de 10 geboden werd erg lang stil gestaan
bij het 6e en 9e gebod “Gij zult geen
onkuisheid doen” en “Gij zult geen onkuisheid begeren.” Ik
wist niet eens waar het over ging, maar het moest wel iets heel ergs zijn. Aan
“Gij zult niet doden” en “Gij zult niet stelen” werd
veel minder aandacht besteed. Als je nu meer dan 40 jaar na zijn dood iets
leest over pastoor Dekkers, is het niets dan lof en waardering, alsof hij in de
hele parochie geliefd was en op handen werd
gedragen. Ik denk dat de werkelijkheid wat genuanceerder was. Er waren zeker
wel parochianen die hem waardeerden, maar evenzoveel die niets van hem moesten
hebben. Als je met hem in conflict raakte schijnt hij niet erg gemakkelijk te
zijn geweest. Ik weet van mensen die na een meningsverschil met mijnheer
pastoor niet meer in onze kerk hun zondagsplicht vervulden en
daar waren zelfs voormalige leden van het kerkbestuur bij.
Pastoor Dekkers stond in ieder geval wel bekend om zijn preken, er
kwamen zelfs mensen uit andere parochies daarvoor naar onze kerk. Wat ik me er
van kan herinneren is, dat pastoor Dekkers zelfs voor die tijd nogal erg
behoudend was, zeker als het over maatschappij, gezin en huwelijksmoraal ging.
Mijn moeder vond het prachtig dat de pastoor eens van de preekstoel verkondigde
dat kinderen tot aan hun huwelijk verantwoording schuldig zijn aan hun ouders,
in het ouderlijk huis dienden te wonen en
hun salaris af te dragen aan hun ouders. Zelfs als ze pas na hun 30e trouwden.
Nou kwam dat laatste niet veel voor, de huwelijksleeftijd lag m.i. beduidend
lager dan tegenwoordig. Vaak al begin twintig. Waarschijnlijk ook omdat de
jongelui alleen in het huwelijk aan hun seksuele verlangens
mochten toegeven, maar dan wel met de intentie om kinderen te verwekken.
Anderzijds kon de pastoor ook wel mild zijn. Hoewel wij een groot gezin hadden,
is het huwelijk van mijn ouders de eerste 5 jaar kinderloos gebleven. Pastoor
Dekkers heeft, zo hebben mijn ouders naderhand verteld daar nooit een
zinspeling of opmerking over gemaakt, terwijl zij als zijn overburen toch veel
contact met hem hadden. Terwijl kapelaan Maas bijv. daar wel
iets van heeft gezegd bij een huisbezoek. “Ik mis hier een wieg,” was
die opmerking, die erg pijnlijk aankwam omdat mijn moeder ook niet wist waarom
het zo lang duurde voordat ik mijn komst aankondigde.
Pastoor Dekkers hechtte een overdreven waarde aan het precies en
juist uitvoeren van liturgische voorschriften. De woorden van de consecratie,
zo vertelde hij bij de godsdienstlessen moesten zeer letterlijk uitgesproken
worden, anders was het niet geldig. Bij het opdragen van de mis hoorden wij de
pastoor bij de consecratie dan ook zo duidelijk articuleren dat zijn kunstgebit
er van klapperde, dat zat kennelijk een beetje los. Het was voor ons
misdienaars maar goed dat de mis toen nog met de rug naar het volk werd
opgedragen. De pastoor was ook erg gierig. Regelmatig keek hij bij diensten
vanuit de sacristie de kerk in of er niet wat lampen uit konden en de kerk was
al zo slecht verlicht. Ook smolt hij oude stompen kaarsen op om daar nieuwe
kaarsen van te gieten. Je zou verwachten dat, dat meer een baantje voor de
koster was. Maar ik heb hem er ooit zelf mee bezig gezien in de sacristie. De
oude kaarsstompen werden in een soort braadpan op een gaskomfoor gesmolten en
met een pollepel in een mal gegoten. Deze kaarsen werden meestal alleen voor de
sier gebruikt, omdat ze erg walmden, hoewel er wel een lont inzat.

In Juni 2007 heeft
Henk Vermeeren dit bidprentje van pastoor Dekkers nog terug gevonden.
Kapelaan van Tilburg
Kapelaan van Tilburg was geloof ik de 1e kapelaan. Het was een
rustige beetje stoïcijnse man. Tijdens het verblijf in de schuilkelder bij
de bevrijding werd hij door pastoor Dekkers na elke hevige explosie naar boven
gestuurd om te kijken of er schade was aan de kerk. Het grote glas in loodraam
aan de kant van de Dr. Struyckenstraat is
toen grotendeels aan diggelen gegaan. Ik weet nog goed dat je in dat raam
altijd kon zien waar het gerepareerd was. Ook schijnt er wat schade aan het dak
te zijn geweest.
Ik ben als misdienaar nog aanwezig geweest bij de H. Mis bij het 25-jarig
priesterjubileum van kapelaan van Tilburg. Het was de 1e keer dat ik als
misdienaar aanwezig was bij een mis met 3 heren. Daar werden altijd veel
misdienaars bij ingeschakeld, 4 dienden werkelijk de mis, de rest zat er voor
spek en bonen bij. Ik hoorde toen, net misdienaar bij de rest. Kapelaan van
Tilburg is kort na dit feest ergens pastoor geworden in Zeeuws Vlaanderen,
jaren later dook hij op in Den Hout waar hij heel lang als een ouderwetse gemoedelijk dorpspastoor door het leven ging. Waarschijnlijk
een van de laatste in zijn soort.
Kapelaan Braat
Begin jaren 50 overleed kapelaan Braat.
Kapelaan Braat liep mank, hij had aan een voet zo’n hoge schoen, ik geloof dat ze dat een
hompvoet noemde. Volgens mij was hij nog niet zo oud. Kapelaan Braat werd,
zoals toen gebruikelijk was, in een open kist opgebaard in de kerk gekleed in
priestergewaad. Niets vermoedend ging ik ook kijken, niemand die mij
waarschuwde. Het was voor het eerst dat ik een dode zag, ik dacht eerst dat er
een pop in de kist lag, maar dichtbij gekomen zag ik dat het de kapelaan zelf
was. Toen werd er nog weinig moeite gedaan om een dode er een beetje menselijk
uit te laten zien. Een dode zag dan ook echt doodsbleek. Ik was helemaal van
streek en zag ’s nachts steeds weer dat lijkbleke gezicht van de kapelaan.
Kapelaan Grootten
Kapelaan Braat werd opgevolgd door kapelaan Grootten.
Toen kwam er leven in de parochie. Waarom kapelaan Grootten priester was geworden
begreep niemand. Zijn hart ging uit naar de techniek en daar was hij dan ook
altijd mee bezig. Hij bouwde zelf radio’s en TV’s.
Nog voor wij op de woensdagmiddagen bij cafe de
Mop naar dappere Dodo mochten kijken, heb ik op zijn kamer voor het eerst
Televisie gezien, de kroning van koningin Elizabeth van Engeland in 1953. Hele
mistige zwart/wit beelden. Voor een goede ontvangst had je toen nog een
grote TV-antennenodig, die zo hoog mogelijk moest zijn geplaatst. Kapelaan
Grootten had zijn antenne daarom in de kerktoren aangelegd. Bekend is het
verhaal dat pastoor Dekkers op een nacht door de politie uit bed werd gebeld,
met de mededeling dat ze iemand in de toren hadden gezien met een zaklamp. Oh
zei de pastoor, dat is de kapelaan maar, die is zijn TV-antenne aan
het richten.
De kamer van de kapelaan had veel weg van een werkplaats, hij lag
vol met half gesloopte of in aanbouw zijnde radiotoestellen en andere
elektra-apparatuur. Nergens kon je zitten, overal lagen onderdelen. De kapelaan
had duidelijk moeite zijn hobby te combineren met zijn pastorale taak. De mis
dienen was bij hem een feest, in 20 minuten was hij klaar. Hij wachtte de
antwoorden van de misdienaars niet eens af en was alweer aan het volgende gebed
bezig. Preken was een ramp voor hem, met de ogen dicht stond hij een beetje op
de preekstoel te wauwelen. Ik weet nog hoe hij na de lancering van de Spoetnik
door Rusland, de eerste kunstmaan, daar zijn zondagspreek maar aan ophing. De
kapelaan gedroeg zich af en toe als een kwajongen, hij scheurde op een scooter
door Breda. Hij had ook zelf een scanner gebouwd waar hij de politieradio mee
afluisterde. Als er ergens een ernstig ongeluk was gebeurd, scheurde hij er met
zijn scooter naar toe, het H. Oliesel in zijn binnenzak. Was het echt ernstig,
dan kon het gebeuren dat de kapelaan de laatste sacramenten der stervenden al
had toegediend nog voor de politie arriveerde.

Een H. Mis met pastoor Dekkers
(Foto: www.oranjeboompleinbuurt.nl)
Kapelaan Grootten kwam vaak bij ons thuis. In die tijd droegen
priesters over hun toog nog zo’n sjerp
om hun middel, die aan een zijkant afhing en bijna tot hun enkels reikte, met
van die franjes eraan. Door zijn onstuimige gedrag bleef de kapelaan om de
haverklap ergens achter hangen met zijn sjerp. Hij liep dan gewoon achterom bij
ons binnen en vroeg mijn moeder of ze zijn sjerp even kon repareren. Ik zie ze
nog zitten, op een keer was er haast mee, omdat hij naar een belangrijke
bijeenkomst moest, de kapelaan op een stoel en mijn moeder op haar knieën
ernaast de franjes er opnieuw aan te zetten. Voor wat hoort wat. De kapelaan
kwam ook vaak ons radiotoestel repareren, dat was nog zo’n ouderwetse
buizenradio, waarvan er regelmatig een stuk ging. Mijn vader legde als hij daar
mee bezig was een pakje sigaretten onder handbereik. Een van mijn zusjes riep
eens heel hard door de kamer, toen de kapelaan er daar een van opstak:
“Pappa de kapelaan zit aan jouw sigaretten.”
Kapelaan Grootten heeft jaren later zijn hobby en priesterroeping
op een wonderlijke wijze weten te combineren. Hij is naar Brazilië
vertrokken en heeft daar in een bisdom 4x zo groot als Nederland een
radiostation gebouwd. Zo konden verafgelegen parochies, waar maar 1 per jaar
een priester kwam, toch contact houden met het bisdom en zondags per radio
kerkdiensten volgen.
Kapelaans van Dongen en Romme
In de jaren 50 zijn 2 kapelaans maar betrekkelijk kort in onze
parochie werkzaam geweest. Kapelaan van Dongen was de opvolger van kapelaan van
Tilburg. Al na 3 maanden kwam hij om het leven bij een dodelijk ongeval in
België. Kapelaan Romme volgde hem op. Het was een goede bekende van mijn
vader, ze kenden elkaar van hun geboortedorp Prinsenbeek. Volgens mijn moeder
was deze kapelaan te hoffelijk voor vrouwen voor een priester. Hij stond gewoon
in zijn hemd voor het raam van zijn kamer in de pastorie en mijn moeder vond
dat niet passen. Kapelaan Romme verdween zeer plotseling. Boze tongen beweren
dat hij gewoon weggelopen is uit de pastorie na een conflict met pastoor
Dekkers. Overspannen heette dat in zo’n geval.
Kapelaan Romme is naar “Oostpriesterhulp” gegaan, dat werd geleid
vanuit een klooster in België, ik weet niet of ik dat als een
strafplaatsing moet zien.
Kapelaan Peters
Kapelaan Peters werd de opvolger van kapelaan Romme. Deze kapelaan
had een spraakgebrek, zijn mond stond ook een beetje scheef, alsof hij ooit een
beroerte had gehad, hoewel hij daar wat te jong voor was. Zo’n spraakgebrek was natuurlijk nogal een
handicap voor iemand in zijn positie, zijn preken waren nauwelijks te volgen.
Als hij de mis opdroeg was zijn Latijn nog slechter verstaanbaar dan dat van de
misdienaars. Zingen was helemaal een ramp voor deze kapelaan. En daar kwam je
niet onderuit als je in die tijd priester was, het Gloria en de het Credo moest
de priester bij een gezongen mis zelf inzetten, ook het Pater Noster en het Evangelie werd bij een gezongen mis door
de celebrant zelf gezongen. Er gingen ook geruchten dan de kapelaan vanwege
zijn handicap nooit tot pastoor gepromoveerd zou worden.
Kapelaan Peters was vanwege zijn gebrek dan ook vaak onderwerp van
spot in de parochie, hij werd niet erg serieus genomen en vaak belachelijk
gemaakt. Iets wat hij niet verdiende, als misdienaar vond ik hem best een
aardige man. Kapelaan Peters is halverwege de jaren 60 plotseling overleden,
hij was toen nog steeds kapelaan in onze parochie.
Kapelaan Nooyens
Kort na kapelaan Peters kwam ook kapelaan Nooyens in
de parochie, als opvolger van kapelaan Grootten. De kapelaans Peters en Nooyens konden goed met elkaar overweg, ze trokken
veel met elkaar op. Kapelaan Nooyensging over de
misdienaars en hij was de eerste die daar wat meer werk van maakte. Kapelaan
Grootten verwaarloosde het coachen van de misdienaars en liet dat aan de koster
over. Kapelaan Nooyens ging een jaarlijks
uitstapje voor misdienaars en koorzangers organiseren. Kapelaan Nooyens kwam vaak bij ons thuis, hij bezocht ons zelfs
nog toen we al verhuisd waren naar de Hoge Vucht. Achteraf gezien denk ik
dat hij om een of andere reden een zwak voor mij had, misschien omdat hij in
mij een brave oppassende jongen zag?
Sinds dat kapelaan Nooyens over
de misdienaars ging maakte ik snel promotie tot acoliet, mocht de nachtmis
dienen met Kerstmis en de Paaswake. De acolieten
hadden op een gegeven moment hun eigen uitstapje, maar kapelaan Nooyens vroeg mij of ik als begeleider ook meeging met
het reisje van de kleine misdienaars. Een keer heeft hij mij teleurgesteld. Ik
kwam thuis van school en de kapelaan had zijn fiets met lekke band bij
ons gebracht, met het verzoek of ik die maar even
naar fietsenmaker Kunen op de Haagweg wou brengen om te laten maken. Ik zat al op de
ambachtsschool en dacht, voordat ik op de Haagweg
ben, heb ik die band zelf geplakt en heb dat dus ook gedaan. Nou dat is snel
zei de kapelaan nog, toen ik zijn fiets terug bracht “en wat kostte het,” “niets” zei ik heel dom, “want ik
heb hem zelf geplakt.” Ik kreeg behalve de complimenten verder inderdaad
niets, wel was ik vanaf toen iedere keer de klos, ik heb wat banden geplakt
voor de pastorie en altijd voor niets.
Kapelaan Maas
En dan is er natuurlijk nog kapelaan Maas. Zolang wij tegenover de
pastorie woonden, woonde kapelaan Maas daar ook. Kapelaan Maas hield zich
vooral bezig met sociaal en het pastoraal werk
in het Westeinde en je zag hem niet veel in de rest van de parochie.
Behalve als er gezongen moest worden bij plechtige diensten, dat kon hij heel
goed en dan kreeg hij een hoofdrol. De
kapelaan wordt ook nu nog vaak geroemd vanwege zijn sociale activiteiten in
het Westeinde, maar ik vond het een onaangename man. Hij was de enige
bewoner van de pastorie die ons, toen nog kleine kinderen, van het kerkplein
afstuurde, de mooiste speelplaats in de buurt. En dat terwijl we ons toch alleen
maar bezig hielden met onschuldige spelletjes uit die tijd, knikkeren, tollen,
hinkelen, dat soort dingen.
De mis dienen bij kapelaan Maas was een ramp, regelmatig zette hij
de misdienaars voor schut. Als je ergens te laat mee was, of iets vergat, riep
hij heel hard vanaf het altaar “MISDIENAAR!” zodat heel de kerk
wist dat je zat te slapen of te suffen. Ook als je die moeilijke latijnse gebeden niet
duidelijk genoeg uitsprak, zei hij doodleuk “Opnieuw misdienaar, dit
verstaat Onze Lieve Heer niet.” Soms zei hij dan
woord voor woord voor en moest je hem nazeggen. Geen wonder dat de
H. Mis bij hem 2 keer zo lang duurde als bij kapelaan Grootten.
Pastoor Ligtenberg
In de nadagen van mijn carrière als misdienaar kwam pastoor
Dekkers te overlijden, ik heb zijn uitvaart nog gediend. Ik kan me herinneren
dat kapelaan Nooyens in paniek raakte omdat
bisschop Baeten onaangekondigd zijn uitvaart kwam bijwonen. Er moest
een bidstoel bijgeplaatst worden op het priesterkoor voor de bisschop, en wij
misdienaars kregen extra instructie om bij elke handeling richting bisschop te
buigen.
De grafzerk van pastoor Dekkers, ligt op Zuilen op een steenworp
afstand van die mijn ouders. Toen mijn ouders daar beginjaren 90 werden
begraven, kon ik me heel goed herinneren, dat ik als misdienaar in 1962 enige
meters verder aan zijn graf heb gestaan. Ik vond zijn verwaarloosde zerk terug
half overwoekerd door struiken en nog amper leesbaar. Ik ben ook nog aanwezig
geweest bij de installatie van pastoor Ligtenberg.
Kapelaan Schoenmakers kwam in de parochie toen kapelaan Maas zich
helemaal aan het pastoraat van het Westeinde ging wijden. Maar noch
aan pastoor Ligtenberg, noch aan kapelaan
Schoenmakers heb ik veel herinneringen. Ik werkte op dat moment al en was
minder betrokken met het wel en wee van de bewoners van de pastorie. In 1963
ben ik in dienst gegaan en in feite uit de parochie vertrokken. Ik ben wel tot
dat moment acoliet gebleven. Tijdens mijn diensttijd is ons gezin verhuisd naar
de Hoge Vucht, ik ben dus nooit meer in de Oranjeboomstraat teruggekeerd.
Ik ben nog eenmaal op de pastorie geweest toen ik in 1971 trouwde en mijn
doopbewijs nodig had. Ik werd door pastoor Ligtenberg verwelkomd
als ‘de oude overbuurman.’
Ton Frijters.
2006
![]()