Klein leed: in bad

Als kind had ik een hekel aan de zaterdag. De school eindigde weliswaar
al om 12 uur, waarna we de rest van de dag en ook nog de hele zondag vrij van
school hadden, maar zaterdag was helaas ook baddag. Bij ons thuis werd op
zaterdagmiddag om een uur of vier de grote Belgische kachel in de keuken
opgestookt. Die kachel leek op een grote ijzeren dressoir, maar dan twee keer
zo dik. Hij werd volgestopt met hout en als dat hout goed brandde werden daar
bovenop een paar kitten eierkolen gestort. Bovenop die kachel werden dan een
paar grote ketels met water gezet. Mijn moeder maakte meestal van de
gelegenheid gebruik om meteen ook een brood in een van de ovens van de kachel
te bakken. De keuken was niet zo groot en de kachel wel, dus binnen een half
uur was onze keuken veranderd in een soort Turks stoombad. Als de keuken warm
genoeg was ging mijn vader zich eerst wassen en scheren. Met ontbloot
bovenlichaam wette hij zijn scheermes met een leren riem, terwijl zijn bretels
langs zijn benen afhingen. In een kommetje maakte hij met een staafvormig stuk
scheerzeep het schuim aan, waarmee hij dan zijn gezicht inzeepte. Vervolgens
ging dat grote, vlijmscherpe mes langs zijn wangen om tegelijk met het zeep de
nodige baardharen te verwijderen. Als uiteindelijk alle zeep van zijn gezicht
verdwenen was, was zijn bebloede gezicht ontdaan van alle baardharen en waren
er hier en daar nog wat zeepresten aan zijn hoofd achtergebleven. Met een stuk
aluin depte hij dan zijn gezicht tot het bloeden ophield.
Daarna werd een grote wasteil met het inmiddels warme water uit de
ketels gevuld en daar ging eerst mijn broertje in en daarna ik. We werden door
onze oudste zus van top tot teen, dus ook ons haar, ingezeept en daarna
afgespoeld. De zeep die daarvoor werd gebruikt was een groot stuk, stinkende,
groenige zeep met de tekst SUNLIGHT erop. Ik had een gruwelijke hekel aan die
zeep, vooral als met een washand mijn haar en mijn gezicht daarmee werden
ingezeept. Vruchteloos protesteerde ik daartegen en op een gegeven moment
ontwikkelde ik van de weeromstuit op elke wang van mijn gezicht een grote plek
eczeem. Daarvoor moest mijn zus met mij naar dokter Ehlig. Die keek naar die
plekken en zei: “Absoluut nooit meer zeep in zijn gezicht smeren, alleen
nog wassen met lauw water.” Ik kon die man wel zoenen. Vanaf dat moment
kreeg ik altijd een heerlijke, warme en zeeploze washand in mijn gezicht. Het
eczeem verdween geleidelijk en kwam nooit meer terug. Zo mogelijk zou ik de
producent, de firma in Vlaardingen alsnog een proces aan de broek willen doen
voor die kindermishandeling! Amper tien jaar later was dezelfde firma nog eens
maandenlang in het nieuws vanwege een ander product, een nieuw soort margarine
die hetzelfde effect voorbracht, mits genuttigd natuurlijk: Planta! Na het
baden werden we afgedroogd en tot slot kregen we onze pyjama’s aan. Wanneer
mijn moeder en zussen in bad gingen weet ik niet. Dat was een van de vele
vrouwelijke geheimen in die tijd…
Door de week waste we ons ook in de keuken, maar dat waren meer
kattenwasjes. Mijn vader ging op zaterdag altijd naar het badhuis en toen ik
twaalf jaar was geworden vond hij me oud genoeg om mee te gaan. Waar dat
badhuis was gelegen weet ik helaas niet meer. Mijn herinnering aan het badhuis
zelf is echter nog steeds zeer levendig, want het was erg indrukwekkend. Een
grote, betegelde ruimte was verdeeld in tientallen compartimenten. Overal zaten
grote kerels met een handdoek om zich heen geslagen op houten bankjes te roken
en te praten. Sommigen stonden onder een douche te zingen of te fluiten. Er was
toen een muziekstuk met een trompet erg populair en bijna alle mannen floten
dat onder de douches. Horen en zien verging je en overal was stoom. Het niet
gewend zijnde, kreeg ik heel veel aandacht van die mannen. Ze vroegen me van
alles, vragen die ik vaak niet begreep en ze lachten oorverdovend om mijn naïeve
antwoorden. Het is mij nu duidelijk dat het badhuis een ontmoetingsplaats was
voor die mannen waar ze na het douchen nog graag bleven hangen om met elkaar
van alles uit te wisselen. Toen begreep ik dat niet, na een snelle douche wilde
ik het liefst meteen weer weg daar.

Het bewuste badhuis aan de Fellenoordstraat
(Foto: Stadsarchief Breda)
Toen ik een jaar of veertien was konden we zelf een douche in huis
krijgen. De gemeente zou de huur dan wel verhogen met 75 cent per week. Daar
moest dus eerst over gedacht worden, want een jaar daarvoor was de huur ook al
extra verhoogd met 25 cent vanwege het beloopbaar maken van de zolder. Toen we
eenmaal een douche hadden was het natuurlijk gedaan met de wekelijkse
badpartijen in keuken en badhuis. Toen was ik er niet rouwig om. Nu denk ik er
met een zekere weemoed aan terug. Wat zou ik nu graag nog eens als kleine
jongen, maar dan wel met het verstand van nu, tussen al die kerels in het
badhuis willen zitten. Alleen dit keer zou ik hun de oren van het hoofd vragen
over hun leven.
Geleidelijk werd het wekelijkse bad een dagelijkse en vaak zelfs
twee keer daagse douche. De zeep is vervangen door shampoo en vloeibare
douchezeep in een fles en niet lang daarna de twee in een: de zogenaamde
dubbeldouche. Nu kun je zowel je haren wassen als jezelf! Zeep is daarmee
overbodig geworden. Daar ben ik niet rouwig om. Je kon er op uitglijden en vaak
bleven er haren en andere ongerechtigheden aan de zeep kleven. Was de geur van
de dubbeldouche eerst nog zepig, in de loop van de jaren werd de zeepgeur
vervangen door allerlei bloemige geuren. Als je onder de douche stond rook je
seringen of wilde limoenen. De trend van de laatste tijd is fruitgeuren. Dat is
wennen. Onlangs probeerde ik een nieuwe dubbeldouche uit: een geur van appel
met kaneel. Het was alsof ik een appelgebakje in mijn haar smeerde…
Cor Willemse.
2006
![]()