Mijn jaren op de Lourdesschool

De Lourdesschool aan de Dr. Struyckenstraat
in Breda
(Foto: Henk Wittenbols)
In mijn verhaal met aanvullingen op “Bewoners
Oranjeboompleinbuurt jaren ‘50” van juli jl. heb ik beloofd om op
terloops aangestipte zaken nog eens terug te komen. Welnu, in deze bijdrage wil
ik wat herinneringen ophalen aan de Lourdesschool en aan een aantal zaken die
daar voor mij direct mee verbonden zijn.
Mijn eerste schoolstappen zette ik, zoals vrijwel iedereen, in de
bewaarschool (merkwaardig woord!) die vast zat aan de Bernadetteschool.

De voormalige Bernadetteschool aan de Oranjeboomstraat
De twee achterste lokalen op de begane grond waren de
kleuterklassen
(Foto: Kees Wittenbols)
Daarvan herinner ik mij eigenlijk alleen maar dat we bij soeur Crescentia (?) gekleurde
papierstroken tot de bekende matjes moesten vlechten, waarop dan een poezieplaatje geplakt werd. In 1942 kwam ik in de eerste
klas van de Lourdesschool bij br. David. De school was toen al te klein voor de
vele leerlingen, zodat wij met zo’n 70 jongens in één
lokaal zaten, waarbij de bekende bankjes met inktpotjes vrijwel tot aan het
schoolbord stonden. Dat heeft maar een paar weken (maanden?) geduurd, want de
klas werd toen gesplitst en de helft van de leerlingen, waaronder ik, kreeg
vanaf dat moment les in ‘Het Zaaltje,’ een klein gebouw rechts
naast de kerk, waar je voorbij kwam als je naar de echte school ging. (Wij
liepen immers naar school over het kerkplein, rechts onder de poort door, langs
de Lourdesgrot en over het tegelpad naar de speelplaats: de cour). In deze
volkomen ongeschikte ruimte – koud en veel te weinig licht – kregen
wij les van br. Antonio. Zijn gezicht kan ik mij niet goed meer voor de geest
halen, maar zijn handtekening staat nog in het rapportboekje dat ik bewaard
heb. Ja… en dan kan ik het als oud-onderwijzer niet nalaten om even op te
merken, dat wij, ondanks de ongunstige omstandigheden toch hebben leren lezen
en schrijven volgens de toen zeer moderne globaalmethode,
waarbij werd uitgegaan van complete zinnen. Ik herinner mij: Dit is een boek.
Dit is een vaas. Dit is een lessenaar. De meesten van u hebben waarschijnlijk
leren lezen volgens de toen ook al in gebruik zijnde zgn.
normaalwoordenmethode: aap-noot-mies, of: maan-zaag-Fien-vier-koek-schoen, of
soortgelijke woorden die onder de bijbehorende afbeeldingen stonden. Waarmee ik
maar wil zeggen dat de Lourdesschool goed bij de tijd was.
Ergens in het voorjaar van 1943 werd de klok uit het kleine
torentje van de kerk naar beneden getakeld en vervolgens meegenomen door een
troep Duitse soldaten. Daar stonden wij – het gebeurde op de speelplaats,
vlak achter het zaaltje – ongetwijfeld met open mond naar te kijken. Het
besef dat wij getuige waren van een van de vele barbaarse acties van de
bezetter kwam pas vele jaren later.
Aan het eind van de eerste klas, in de zomer van 1943, werd het schoolgebouw
gevorderd door de Duitsers. Om al die jongens toch onderwijs te kunnen geven
moest er dus andere ruimte gevonden worden. Waar de broeders al die (7 à
8) groepen hebben ondergebracht weet ik niet precies, maar ik weet uiteraard
nog wel waar onze tweede klas terechtkwam. Het schooljaar 1943-1944 brachten
wij door in “Villa Wilhelmina” aan de Haagweg.

Villa Wilhelmina aan de Haagweg
(Foto: Kees Wittenbols)
Daar woonde een oudere dame die haar salon met serre ter
beschikking had gesteld voor de Lourdesschool. Wij liepen dan door de
Oosterstraat, die toen vanaf bloemisterij Reesink uit een koolpad
bestond, passeerden aan de rechterkant een sloot met stinkend zwart water en
een prachtige meidoorn daarachter, dan aan de linkerkant de “Saval” (blusapparaten), vervolgens sloegen we
rechtsaf de Haagweg op en dan was het, geloof ik, het
derde of vierde huis. Dat hele jaar in de tweede klas kregen we les van
mijnheer Van Poppel. Later hoorde ik dat hij eigenlijk beeldend kunstenaar was,
maar via een spoedcursus een onderwijsbevoegdheid had gehaald. Brood op de
plank, nietwaar! Welnu, om het vriendelijk te zeggen: zijn pedagogische
kwaliteiten waren niet geweldig. Eén voorval slechts, anders wordt dit
verhaal weer veel te lang. U moet weten dat ik intussen door kapelaan Bruinsma
(Ton Frijters is door hem gedoopt), een lange, wat
strenge, maar toch wel aardige man, tot misdienaar was opgeleid, samen met o.a.
Cor van Oosterhout en Eddy de Vries. Bijgaande foto is gemaakt door deze
kapelaan. Rechts staat geinige Eddy en links serieuze Wimpie.

Misdienaar en aardig kunnen leren: dat betekende dat je regelmatig
uit de klas werd gehaald om een huwelijksmis of uitvaart te dienen. Bij een van
die gelegenheden (ik meen dat Cor van Oosterhout erbij was) was de plechtige
mis zo ongeveer tien voor twaalf afgelopen. Om twaalf uur zou de school uitgaan
en van de kerk naar school was ook wel tien minuten. Wij gingen dus naar huis.
Maar ‘s middags waren de rapen gaar. Waar haalden wij het lef vandaan om
niet meteen na de mis terug naar school (villa W.) te komen… en nog een
hele preek. Dat werd dus nablijven. Op de knieën vóór in de
klas met de armen omhoog en als die zakten een tik met het grote bordliniaal.
We droegen korte broeken en de houten vloer was zoals gebruikelijk met fijn
zand bestrooid, dus u begrijpt… Ach ja, toen ik later zelf voor de klas
stond wist ik in ieder geval hoe het níet moest.
Hoe het jaar in de derde klas (1944-1945) verliep staat me, wat de
volgorde betreft, niet meer helder voor de geest. Maar wat nu volgt moet bij
benadering toch wel kloppen. De bevrijding van Breda, eind oktober 1944, legde
natuurlijk het hele openbare leven en dus ook het onderwijs lam. Maar toen de
school in september begon hoefde ik niet ver te lopen, want mijn ouders hadden,
waarschijnlijk op verzoek van de broeders, onze woonkamer ter beschikking
gesteld. En zo ging ik dus in onze eigen huiskamer naar school. De tafel
uitgetrokken, een paar stoelen en banken erbij en dan zaten zo’n 19
à 20 jongens in een kleine kamer te rekenen en taallesjes te maken onder
het toeziend oog van br. David, die toen de derde klas had. De hele klas,
ongeveer veertig leerlingen kon er niet in en dus werd de groep gesplitst.
Groep 1 kreeg ‘s morgens les van negen tot half elf en ‘s middags
van twee tot drie, groep 2 ‘s morgens van half elf tot twaalf
uur en ‘s middags van drie tot vier.
Br. David maakte onderstaande foto’s waarop dit toch wel
zeer bijzondere onderwijs op Oranjeboomstraat 63 is vastgelegd.

Braaf zitten de mannekes om de grote uitgeschoven tafel. Bij het
raam ‘t kleine kopke van Wimke van Rooijen met naast hem Theo de Keijzer
en als ik het goed zie, Eddy de Vries. Achter mijn kopke staat een dambord,
omdat de ruit kapot was en niet gemaakt kon worden

In het laatste jaar van de oorlog (althans voor het zuiden) waren kolen
voor de kachel natuurlijk nergens meer te krijgen. Maar ja, je kunt zo’n
stel kinderen toch niet in de kou laten zitten. Dus hakte mijn vader in het
Mastbos de ene na de andere boom in stukken om vervolgens weer naar huis te
gaan met Wimke bovenop de bolderkar met houtblokken, die netjes afgedekt waren
met een hoop gras, zogenaamd voor de konijnen, die we dus niet hadden. Ik meen
dat we één keer zijn aangehouden door een Duitse soldaat, maar
die geloofde er waarschijnlijk zelf al niet meer in en we mochten verder.
Overigens heeft ons pa verschillende mensen bij ons in het rijtje geholpen om
de winter door te komen met een beetje warmte middels dit illegaal gekapte hout.
Bij Van der Hoeven (de kleermaker) aan de overkant hadden ze,
zoals ik al eerder meldde, achter in hun tuin een garage met een ingang aan de
Walstraat. Ik denk dat we vanaf ongeveer maart ‘45 les kregen in deze
garage. Deze was natuurlijk groter dan onze huiskamer en zo kon de klas in zijn
geheel weer les krijgen. Ik weet niet goed meer of we naar binnen gingen door
hun tuin of via de Walstraat, maar we hebben daar het verbrokkelde schooljaar
afgemaakt. Aan het eind van de tweede en derde klas heb ik, bij mijn weten,
geen rapport gehad. Er was natuurlijk enorme papierschaarste en door het
ongeregelde schoolleven gedwongen heeft de schoolleiding, vermoed ik, alle
klassen gewoon maar bevorderd naar het volgende leerjaar. In ieder geval konden
we in september ‘45 weer naar onze eigen gewone school.
Hoe mijn vader en moeder en al die anderen die de school geholpen
hebben het gered hebben met zoveel kinderen over de vloer, wat natuurlijk een
geweldige inbreuk op hun privacy betekende, is, denk ik, alleen maar te
verklaren door die vanzelfsprekende solidariteit die in dit soort situaties ontstaat:
in tijd van nood help je elkaar en verder niet moeilijk doen. Het mag bekend
zijn dat die solidariteit niet overal en in alle omstandigheden bij de
Nederlandse bevolking aanwezig was tijdens de oorlog.
De school was intussen van Duitse kazerne weer veranderd in een
schoolgebouw en weer geschikt gemaakt om leerlingen te huisvesten. Maar al gauw
bleek het gebouw te klein en dus werden er drie groen geverfde houten
noodlokalen geplaatst aan de andere kant van het betegelde gedeelte van de
speelplaats. In die drie ‘keten’ kwamen de vierde, de vijfde en de
zesde klas te zitten. Wat het schoolgebouw betreft: in mijn tijd was de school
ongeveer de helft van de school die op de foto staat bij het artikel van Kees
Wittenbols “De Lourdesschool was zo gek nog niet.” Vanaf de
rechterkant naast de grote deur nog zes ramen naar links en dan hield het op.
Die deur werd overigens nooit gebruikt, want er was nog geen straat. De vierde
en vijfde klas heb ik dus doorgebracht in deze groene keten. Ik herinner mij
dat in de zomermaanden een wat vreemde geur deze lokalen vulde, wellicht
veroorzaakt door isolatiemateriaal in de houten wanden, dat dan onder invloed
van de zon die onaangename geur, zeg maar stank, produceerde. Dit is maar een
idee van een volstrekte leek op chemisch gebied, maar als ik m’n ogen
sluit, kan ik me die geur nog herinneren. Vandaar.
In de vierde klas (1945-1946) zat ik bij br. Gregorius, een
uitstekend onderwijzer, streng maar rechtvaardig en zo hoort het ook. Omdat er
zo vlak na de oorlog nog gebrek was aan van alles en nog wat, tekende hij soms
de kaart van een provincie maar zelf op het bord. De ‘blinde kaart’
natuurlijk en de rijtjes plaatsnamen van enkele provincies zitten nu nog stevig
opgeslagen in mijn geheugen. Op verjaardagen wil ik nog wel eens losbarsten:
Zwolle-Kampen-Hasselt-Zwartsluis-Vollenhove... of
Arnhem-Velp-Dieren-Zutphen-Lochem-Ruurlo... Kom daar nou eens om! Met TomTom in
je auto hoef je toch niet meer te weten waar Medemblik ligt. Maar kom, verder.
In de vijfde klas (1945-1946) kwam ik bij mijnheer (Jan) Loymans. En die kon trompet spelen! Zo af en toe bracht hij
het instrument mee naar school en liep dan, al trompetterend, over de
speelplaats met de halve school erachteraan. Ook Loymans
was een prima onderwijzer en ook hij tekende landkaarten op het bord. In dit
geval de landen van Europa, waarbij hij met mooie blauwe arceringen aangaf waar
het ‘zee’ was. En als hij aan het vertellen sloeg - en dat kon hij
goed - keek hij ons niet aan, maar vertoefde zijn blik ergens halverwege het
lage plafond, alsof hij het verhaal daar vandaan plukte. Na de vijfde klas ging
ik niet naar de zesde bij br. Paulo, maar naar de zgn. zevende klas bij br.
Stephanus, het hoofd der school. Dat had te maken met jongens die goed konden
leren en die dus dienden te worden klaargestoomd voor toelatingsexamens. In
2007 lijkt dit een uiterst vreemde gang van zaken, maar het was in die jaren
(het CITO bestond nog niet) een heel gebruikelijk procédé
op veel scholen. Hoe dan ook, br. Stephanus stoomde ons – een groepje van
zo’n 12 jongens – klaar en hoe! We hadden veel huiswerk en ik weet
nog hoe ik op een avond naar Theo de Keijzer in de Rubensstraat ben gegaan,
omdat ik met een redactiesom niet goed raad wist. Of we er samen uitkwamen weet
ik niet meer, maar het zegt iets over onze leergierigheid én over de
niet malse ‘druk op de ketel’ van br. Stephanus. Die zevende klas
zat overigens in de spreekkamer van de school. Meteen links bij de ingang vanaf
de speelplaats. Br. Stephanus was een gedreven man met geniale, maar achteraf
gezien ook lichtelijk fanatische trekken, bijvoorbeeld m.b.t. religie en
politiek. Hij had gevoel voor drama, schreef een aantal toneelstukken en
regisseerde ook. Zo heeft hij samen met kapelaan Maas een uitvoering verzorgd
van het toen veel gespeelde Kerstspel van Felix Timmermans “En waar de sterre bleef stille staan.” De spelers waren mannen
uit het Westeinde en omdat er een paar engeltjes bij moesten die kerstliedjes
zongen, werden wij, Jan Matthijsen, Cor van
Oosterhout en ik, uitverkoren om achter op het toneel liedjes te zingen als
“Wat is er te doen, zo vroeg in ‘t seizoen?” (NB. Wij waren
intussen aangenomen op het jongenskoor van de kerk o.l.v. br. Vitalis, maar dat
verhaal komt nog). We traden op in de toneelzaal van de kweekschool aan het Dr.
Jan Ingenhouszplein, in de zaal van de “Fidelis” aan de Schorsmolenstraat en in de zaal van
restaurant “Het Zuid” op de Grote Markt (later afgebrand).

De voormalige kweekschool aan het Dr. Jan Ingenhouszplein
te Breda
(Foto: Kees Wittenbols)
Dit moet geweest zijn in de kersttijd van 1947 en als ik er nu aan
terug denk moet ik zeggen: dat had toch wel wat; al die repetities met de
mannen van het Westeinde, waarbij wij op de duur hele lappen tekst van Pitje
Vogel en Schrobberbeek – twee zwervers uit het stuk – uit de kop
kenden. Tja, br. Stephanus, dat was toch wel de man die ons – Cor van
Oosterhout en mij – dat jaar enthousiast maakte voor een leven als
broederonderwijzer en dan vooral met het oog op de missie. Maar ook dit verhaal
komt een volgende keer.
Terug naar school. Nare herinneringen? Nou nee, eigenlijk niet,
want zo’n jaartje met Van Poppel is gauw vergeten. Wel leuke, fijne en
vrolijke herinneringen. Leuk was bijvoorbeeld een prachtige dag in het voorjaar
of de zomer, waarbij de hele school netjes in de rij naar de boerderij van boer
Langen liep, die via een paadje vanaf de speelplaats te bereiken was. In de
deur van een grote schuur was een poppenkast gemaakt en dan werd de hele
school, die op de grond en op een paar banken had plaatsgenomen, vermaakt door
de strapatsen van Jan Klaassen en Katrijn en de rest. En die poppen werden
bespeeld en van stemmen voorzien door (en nu gok ik even) br. Paulo, br.
Gregorius en mijnh. Loymans.
Fijne herinnering: Zomer in de warme groene keet, ramen open die af en toe
piepen in de zachte wind en br. Gregorius die voorleest. Vrolijke herinnering:
Vlak na de bevrijding voor het eerst met de hele school (lopend) naar de Markt
om daar met begeleiding van de politieharmonie, samen met een paar duizend
andere kinderen de toen bekende “Vaderlandsche
Liederen” te zingen: “Wilhelmus van Nassouwe”
natuurlijk, maar ook “Waar de blanke top der duinen,” “Wij
willen Holland houwen,” “Holland, ze zeggen, je bent maar zo
klein,” “Wij leven vrij, wij leven blij,” enfin, als u ergens
in uw woning nog een exemplaar hebt liggen van “Kun je nog zingen, zing
dan mee,” dan weet u waar ik het over heb. En dan: het Zuiden was bevrijd
en prinses Juliana en prins Bernhard kwamen vanuit Anneville
bij Ulvenhout in een jeep aanrijden op de Grote Markt.

Villa Anneville – Ulvenhout
(Foto: Kees Wittenbols)
Hoera! Hoera! Nog zie ik in de verte de prinses, met zo’n
gehaakt mutsje op d’r hoofd op het bordes van het stadhuis verschijnen.
Gejuich, gejoel. Dat vergeet zo’n brakske van
acht nooit meer. Tot slot van de herinneringen aan de Lourdesschool, nog iets
over de missieclub en dat vooral vanwege een oude foto. Zoals op veel
RK-scholen was sparen voor de missie een vanzelfsprekende zaak. De oude garde
weet het nog wel: postzegels, doppen van melkflessen, zilverpapier van
chocoladerepen e.d. Dat werd verzameld en dan doorverkocht aan de handel. De
opbrengst ging dan naar “de arme heidenkinderen,” jaja, zo heette
dat toen. Op de zolder van de school stonden al die bakken en zakken met
zilverpapier en de rest en wij moesten dat dan sorteren en klaar maken voor de handel.
Nou was die zolder maar gedeeltelijk van planken voorzien, dus je moest
dondersgoed uitkijken, wilde je niet een gat in het plafond trappen van de klas
daaronder. Het was dus na school altijd sorteren geblazen en af en toe een
beetje stoer over de balken lopen zonder door het plafond te kukelen. Met die
missieclub maakten we als beloning een uitstapje naar Huijbergen, ik dacht in
de zomer van 1947. Of de broeders hier bepaalde promotionele bijgedachten bij
hadden, laat ik even in het midden, maar ik weet nog dat ik danig onder de
indruk was, vooral van die prachtige sportvelden. De enige van ons clubje die
een echte leren bal had was Jantje de Vree. Die bal was dus ook mee in de bus.
Enfin, u ziet het gezelschap hier. Ik ben niet zeker van alle namen, maar
wellicht komen ook hierop reacties van medesenioren die de lacunes in mijn
geheugen kunnen aanvullen.

De broeders v.l.n.r. br. Gregorius, br,
David, br. Paulo
Links op de tuinstoel: Wim Schneydenberg
(?), Dik Reesink;
in het midden: v.l.n.r. Ton Roelandse,
Frans Kuypers (half hoofd), Wim van Rooijen, Adri Canjels, Rini Mommers, Theo
de Keijzer.
Vooraan knielend: v.l.n.r. Jan(tje)
de Vree, Ad van Gils (?), Henk van Zundert, Piet Beljaars en de man met de bal
weet ik niet meer.
Wim van Rooijen.
December 2007
![]()