“In
de jaren 30 sloten in Breda vier banketzaken,
banket was luxe, dus minder
gevraagd”
“Abbesijnse
koekjes die maakte vader toen Italië Abessinië
veroverde.
Tijdens de crisisjaren moesten vier
banketzaken sluiten.”
De herinnering zit in het hoofd gegrift
van de bakker in spe, Casimiro Kuypers.
Want als kind moest hij helpen.
Met de koksmuts op aan de deur de klanten
binnenleiden.
Er werd verhuisd naar de Rembrandtstraat.
“Een huis dat we meteen lief
hadden.
Nu kregen we te maken met de preken van
pastoor Dekkers en zijn parochie,” vertelt broeder Casimiro.
“Enige tijd geleden
kreeg ik een exemplaar van De Bredase Bode in handen, met een artikel over Piet
Marijnissen,” vervolgt hij. “Ik heb de dappere en koelbloedige
verzetsman tijdens 40-45 goed gekend. Dat was de aanleiding zelf ook eens in
achter een computer te gaan zitten en wat op papier te zetten. Ik ben Bredanaar van geboorte (02-10-1927) en ik heb thans de
aanvallige leeftijd van 81 jaar bereikt. Ik heb mijn geboortestad al lang
geleden verlaten. En na wat omzwervingen ben ik thans woonachtig in
Brazilië.
Lieveheersbeestjes
in huis
Mijn leven valt in drie
delen uiteen: Vóór de oorlog: 12,5 jaar; gedurende de oorlog: 5
jaar en na de oorlog omstreeks 65 jaar. Ik zou zeggen, dat die vijf
oorlogsjaren de meeste indruk gemaakt hebben. Het was een rare en gevaarlijke
periode. Mijn ouders komen beiden ‘uit het Noorden’ - Delft en
Leiden - en hadden zich in 1926 in Breda gevestigd: Banketbakkerij, Nieuwe Ginnekenstraat
23. Van het pand is in 1930 een foto gemaakt. De middenberm had toen twee rijen
prachtige lindebomen met weelderig groen. In de zomertijd krioelden het van de
lieveheersbeestjes, ook thuis als in een broeinest; die lindebomen zaten
namelijk vol luizen. En die lieveheersbeestjes hadden daar een herenleven.
Links van ons was de elektro-zaak van Antonissen,
rechts de sigaren-winkel van Willekens.
Pastoor Damen/de Suisse
Als praktiserende katholieken
hadden mijn ouders zich bij pastoor Damen van de ‘Ginneken-straat
kerk’ aangemeld als nieuwe parochianen. En zo kregen ze spoedig
huisbezoek van de herder van de parochie. Deze ‘Ginnekenstraatkerk’
- De Maria Hemelvaartkerk - was in 1967 een van de eerste kerken in de stad die
slachtoffer werd van de afbraakwoede. In mijn leven heb ik veel kerken gezien!
Deze in eigen stad vergeet ik nooit! Er hing altijd zo’n
‘sacrale’ lucht; een mengsel van wierook, zweet en de walm van gedoofde
kaarsen. Deze kerk had ook het verschijnsel van de Suisse: een martiale figuur
met een vreemd soort hoofdbedekking, steek genoemd en een staaf met ronde knop
in de hand alsmede een rijk versierde sjerp schuin over zijn borst, waarop met
gotische letters stond: “Eerbied in Gods huis.” Deze man moest
eventuele ordeverstoorders of slapers tot de orde roepen. Daartoe gaf hij, naar
ik hoorde, de betrokkene een dwingende por met zijn staaf. Ik heb hem zelf
nooit in actie gezien. Ik had de indruk dat zijn aanwezigheid voldoende was.
Gedurende de Mis maakte hij, plechtig schrijdend, zijn ronde door de kerk.
“Nette verschijning
gevraagd”
Mijn ouders schrokken niet
weinig toen ze hoorden dat de zaak die ze overgenomen hadden een minder goede
naam had. Maar ze gingen hard aan de slag. Ik vermoed dat ze spoedig uitgezien
hebben naar een winkelmeisje via een advertentie in de plaatselijke krant, zo
in de geest van: “Gevraagd: winkelmeisje voor banketbakkerij. Nette
verschijning.” Corrie Marijnissen heeft toen enige tijd bij ons gewerkt.
Hoe lang? Ik weet het niet. Maar in ieder geval is daardoor contact met de
familie Marijnissen tot stand gekomen en door de jaren heen is dit gebleven. Ik
heb regelmatig contact en met Piet gesproken. Verschillende leden van de
familie zijn mij niet onbekend. Gileon Marijnissen op
De Lambertus was mijn klasgenoot. Voor Piet heb ik in de tachtiger jaren een
boekje gedrukt ter zake verzetswerk. Het is me, eerlijk gezegd, een raadsel,
dat de Gestapo nooit opmerkzaam geworden is op de activiteiten aldaar. Ik zou
zeggen, dat ze niet bang waren uitgevallen: blijkbaar werden er wel eens
schietoefeningen op hun terrein gehouden. Ze hadden er een kleine boomgaard.
Maar vanuit de Julianalaan had men tamelijk goed zicht op hun terrein. De
bewoners van de Vloeiweide hebben het er slechter van afgebracht, de familie is
uitgemoord en de zaak is platgebrand. Ik heb die plaats in een ver verleden
eens bezocht. Dit had de familie Marijnissen ook kunnen overkomen.
Bouvigne in
suikerwerk
Mijn vader had eigenlijk
architect willen worden, maar omdat zijn vader beroofd was van al zijn geld
door de zoon van de notaris, waaraan hij alles had toevertrouwd, kon deze
opleiding niet gemaakt worden. Hoe hij in de bakkerswereld gekomen is, is een
van de geheimen van de familie. Hij had toch wel fantasie, zoals blijkt uit het
volgende: Breda is de trotse bezitter van twee kastelen: dat van de KMA en het
jachtslotje van de Oranjes, Bouvigne. Welnu: uit
suikerwerk had hij een kopie van laatstgenoemd kasteel gemaakt, compleet met
binnenverlichting en dat werd in de etalage tentoongesteld in de hoop meer
aandacht te trekken. Bovendien kan ik me herinneren dat hij eens gedemonstreerd
had, hoe men kersenbonbons maakt. Dat was allemaal handwerk. In platte bakjes,
gevuld met meel, werden deze bonbons gegoten; ze moesten dan enkele dagen
uitharden, ze werden vervolgens uit dit meel gehaald en met een fijne borstel
poedervrij gemaakt, om dan vervolgens in gesmolten chocola gedoopt te worden,
met behulp van een speciaal vorkje.
Daarna werden ze op
vetvrij papier gelegd om uit te harden. Om die chocolade op temperatuur te
houden had hij een speciaal kistje gemaakt met verwarming via een sterke lamp
en zo kon hij zittend voor de etalage de hele arbeidsgang demonstreren. En dit
trok inderdaad de aandacht. Ikzelf - plm. 8 jaar jong - compleet met
bakkersuniformpje en daarbij behorende koksmuts, moest dan bij de deur staan om
eventuele klanten welkom te heten. Zo’n introductie hoorde bij Breda
toen! De winkel zelf zag er enigermate klassiek uit, met veel koperen stangen,
met glasplaten, waarop de artikelen ten toon gesteld werden.
Banketbakkerij
Kuypers aan de Nieuwe Ginnekenstraat 23. Toen.
Abbesijnse koekjes
In de dertiger jaren kreeg
Breda ook grote-stadsallures met de bouw van de passage, als overdekte
winkelgalerij tussen de Nieuwe Ginnekenstraat en de Dr. van Mierlostraat. Deze
werd officieel geopend door burgemeester Van Sonsbeeck.
En voor die gelegenheid had mijn vader voor de receptie speciale koekjes
vervaardigd, die thematisch met de actualiteit - en dus het nieuws op de radio
en in de krant - verband hielden. Italië had Abessinië
veroverd en dat werd door geen mens in een politieke context geplaatst. Mijn
vader had die koekjes “abessijntjes”
gedoopt. Mijn vader heeft de winkel ook wat laten ombouwen tot een wat moderner
aanzien, maar veel heeft het niet geholpen. Het was allemaal vechten tegen de
bierkaai, de kooplust/behoefte aan banketproducten was uiterst gering.
Vier banketbakkerijen gesloten
Tenslotte kwam dan de
grote klap in 1929 toen de beurs in New York in elkaar zakte en wereldwijd
chaos veroorzaakte. Tot 1937 hebben mijn ouders het nog volgehouden, maar er
was geen brood mee te verdienen. En dat merkten ze spoedig: er kwamen
nauwelijks klanten. Ze hebben de leveranciers netjes afbetaald en hebben de
zaak overgedaan aan de zakenhouder Nijs, die het tot na de oorlog heeft
uitgehouden. Hij is ook gestopt en heeft het pand toen overgedaan aan opticien
Van Maaren. Deze heeft het ook maar een beperkte tijd
zijn monturen aan vrouw en man gebracht en daarna is er de zaak Antonissen voor verlichtingsartikelen gekomen. In Breda
zijn toen in de dertiger jaren vier banketbakkerijen gesloten. Er was weinig
geld; banket was een luxe en minder gevraagd!
Rembrandtstraat
6
Het droogrek rond de teil
Precies op mijn tiende
verjaardag zijn we verhuisd naar de Rembrandtstraat 6 en kwamen op die manier
in de parochie van Pastoor Dekkers, die beroemd was om zijn preken, die hij
iedere zondag hield in de parochiemis om halfnegen. Velen
van elders kwamen naar zijn H. Mis vanwege zijn preken. Achter deze kerk stond
de school van Broeder Stefanus, nog tamelijk nieuw,
er waren maar drie klassen. Ik zat in de vierde klas, kon daar dus niet naar
school gaan en moest iedere dag te voet naar de Lambertusschool Karrestraat 16.
Mijn twee broers gingen naar de parochieschool. Als eerbetoon aan de pastoor
heet de voornaamste straat: Pastoor Dekkersstraat. De verhuis naar het huis in
de nieuwste buurt van Breda, die volgens de lokale krant goed genoeg was
ingericht voor 16 kinderen, herinner ik me goed. ‘s Morgens hebben we,
zittend op enkele pakkisten de laatste eierkoeken verorberd en dat was dan het
einde van onze bakkerij. Te voet zijn we over de Haagdijk naar onze nieuwe
bestemming gelopen, de jongste, Frans - 2 jaar oud - zat in de kinderwagen, een
vierkante zwarte bak met vier wieltjes. We hadden dit nieuwe huis (gebouwd in
1935) meteen lief. Twee kamers beneden, twee redelijk grote slaapkamers en een
kleinere en dan nog een ruime zolder. Onder de trap bevond zich het toilet -
met waterspoeling! - dit in tegenstelling tot het oude huis, waar een uiterst
primitieve toestand aanwezig was, houten plank met een gat en houten deksel,
daaronder een porseleinen trechter die recht op de beerput uitkwam. Naast het
toilet was nog een piepklein keldertje. De keuken was niet al te royaal en
buiten stond nog een schuurtje met daar tegen aan een fietsenhok. Er was ook
nog een kolenhok aangebouwd. Badgelegenheid was er niet. Op gezette tijden
gingen we ‘in de teil,’ die ‘s winters voor de kachel in de
huiskamer gezet werd en daaromheen werd het droogrek voor de kleren gezet. En
we hebben het allemaal overleefd. Voor die tijd waren dit heel moderne huizen.
En we hadden een grotere tuin. Het geheel was aanmerkelijk vriendelijker dan
het oude huis in de Nieuwe Ginnekenstraat.
“Dat was opvoeden”
Veel Bredanaars
hebben het eerste levenslicht aanschouwd in Moederheil, de kraamkliniek, aan de
Valkenierslaan, bediend door de Zusters van Heerlen, gevestigd in het toenmalige
Ginneken, thans een wijk van Breda geworden. Deze zusters hebben zich in 1960
teruggetrokken, het gebouw kreeg een andere naam: Valkenhorst, de functie
veranderde vaak en tenslotte is de hele bouw in 1995 afgebroken en staan er
flatjes op dezelfde plaats. In de periode van 1927 - 1935 zijn de vijf kinderen
van onze familie daar geboren. Zuster Gotharda was
degene die ons op de wereld zette. Van de navolgende gebeurtenissen kan ik me
niets herinneren; ik was er te jong voor. Maar mijn moeder heeft het me eens
verteld. Zoals te doen gebruikelijk, werd ik iedere dag als baby gebaad.
Blijkbaar beviel me dit op zekere dag niet. Ik gaf m’n moeder een pets in
haar gezicht. Dit werd ogenblikkelijk beloond door een pets op m’n
billen. Zo wist ik waar ik aan toe was. Ik heb het geen tweede keer gedaan. Dat
was opvoeden! Ik heb ooit gelezen van een dergelijk geval, waar de moeder toen
begon te lachen en verrukt kraaide. “Kijk eens, wat een parmantig
kereltje.” Sindsdien gaf dit ‘parmantige’ kereltje zijn
moeder regelmatig een pets in haar gezicht, wanneer iets hem niet beviel en in
de loop van de jaren beviel hem steeds minder van zijn ouders. Tot op zekere
dag zijn vader - een slager en een driftkop eerste klas - meer dan genoeg had
van de streken van zoonlief en in een aanval van woede sloeg hij hem half dood.
Toen zoonlief dit te boven was gekomen wachtte hij een gunstige gelegenheid af
en vermoordde zijn vader… met de bijl uit de eigen slagerij.
Door
Rinie Maas.
2008