Het schooltje van Azizi
Tijdens de vakantie toch
met school bezig zijn. Dat overkwam mij tijdens mijn laatste vakantie. Het was
niet zo maar een vakantie. Wij, mijn vrouw en ik, brachten een bezoek aan onze
dochter Mariëlle, die voor een jaar in Tanzania woonde en daar als
vrijwilligster in dienst was van een centrum voor verstandelijk gehandicapten.
Zodoende kwamen wij, deze vakantie verder van huis dan we ooit waren geweest.
Onder andere op het prachtige eiland Zanzibar, voor de kust van Tanzania. Wij
brachten daar enige dagen door in een beach-resort aan de kust van de Indische
oceaan. Het was zo’n paradijselijk palmenstrand met hagelwit zand, een
onbewolkte hemel en een glasheldere zee, een beeld wat ik tot dan toe alleen
uit films kende. Je kon er prachtig snorkelen boven het koraalrif waar ik me
met een prauw naar toe liet brengen. Het kostte bijna niks. Tijdens ons
verblijf daar gingen wij ook een paar maal eten in een onooglijke strandtent.
Stel je er niets bij voor, een afdakje van palmbladeren, wat plastic en rieten
stoeltjes, gewoon in het zand. In een aangrenzend hutje werd het eten bereid,
waarschijnlijk op een open vuur.
De
strandtent waar Azizi werkte
Desondanks hebben we er
een paar maal voortreffelijk gegeten. Maar je moest er wel veel geduld hebben,
zoals overal trouwens in Tanzania. Als je vis bestelde moest je maar afwachten
wat ze ’s nachts gevangen hadden en als je er kip bestelde, moest die eerst nog
geslacht worden. Een keer bestelde ik er bier. “Of die koud moest zijn,” want
ze hadden geen gekoeld bier, maar konden daar wel voor zorgen. Nou liefst wel
natuurlijk. Plots zag ik iemand wegrijden op een fiets en na 10 minuten had ik
inderdaad een Safari Baridi (koud bier). Tijdens het soms lange wachten werden
we beziggehouden door een jongen, die bij ons kwam zitten en trachtte een
gesprek ‘aan te knopen.’ Hij was zeer nieuwsgierig waar we vandaan kwamen en
wat we in Tanzania kwamen doen. Op een gegeven moment vroeg ik hoe oud hij was
en of hij niet meer naar school hoefde. Azizi, want zo heette hij, bleek 17
jaar te zijn en zat in het laatste jaar van de Secundary-school. Vanwege de
tropische hitte had hij wat andere schooltijden dan wij gewoon zijn, van 7 uur
’s morgens tot 1 uur ’s middags. Azizi werd plots erg enthousiast door mijn
belangstelling en begon over zijn school te vertellen. Ze hadden er een soort
parlement en regering van leerlingen en Azizi was minister van toerisme. Hij
nodigde ons onmiddellijk uit voor een rondleiding door zijn dorp, net achter de
kust en een bezoek aan zijn school.
“Goodmorning
teacher”
Dat sloegen we niet af en
zodoende stapten wij de volgende morgen door het armoedige dorpje Paje naar de
school van Azizi. We werden er ontvangen door de directeur en de
adjunct-directrice. We kregen wat te horen van het onderwijssysteem in
Tanzania. Kinderen kunnen er vanaf 4 jaar naar de Nursery, een soort
kleuterschool. Dan gaan ze, als ze 6 zijn, voor 6 jaar naar de Primery-school,
zeg maar de basisschool. De leerlingen krijgen er les in het Swahili, de
landstaal, maar krijgen er vooral ook veel Engels, de tweede taal van Tanzania.
Na 6 jaar worden ze geacht voldoende Engels te kennen, want op de
Secundary-school, waar iedereen in het vervolgonderwijs heen gaat, worden alle
lessen in het Engels gegeven.
In
de klas zittend op de grond
Omdat Paje maar een klein
dorp is, waren de Primery- en Secundary-school in een gebouw ondergebracht. De
school was door de dorpsbewoners zelf gebouwd. Vier barakken rondom een
binnenplaatsje, met een goed onderhouden tuin. Tuinonderhoud behoort in
Tanzania bij het lesprogramma. De schoolgebouwen waren onmiskenbaar de mooiste
gebouwen van het dorp. Als de dorpsgemeenschap voor een schoolgebouw zorgt,
betaalt de regering de salarissen van de leerkrachten en het meubilair. Nou dat
stelde niet veel voor. Bij de rondleiding door de school onder leiding van de
adjunct-directrice kwamen we zelfs in een klas waar de kinderen gewoon op de
grond zaten. Andere leermiddelen dan een schoolbord heb ik niet gezien. In elk
klaslokaal waar we binnengingen, gingen de leerlingen onmiddellijk rechtop
staan en riepen: “good morning teacher, how are you?” “I am fine, thank you”
dien je dan te antwoorden. Dat wordt er
kennelijk goed ingestampt, maar of de kinderen begrijpen wat ze zeggen? Ook bij
onze verdere reis door Tanzania werd ik vaak begroet met “goodmorning teacher,”
ook als het middag of avond was en dat ik toevallig inderdaad een ‘teacher’ was
konden ze toch aan mijn neus niet zien.
De kinderen op Zanzibar
dragen allemaal dezelfde schooluniformen. De jongens een donkere broek met een
geel overhemd en de meisjes een blauwe rok, gele blouse en een sluier, want het
eiland is voor 95% Islamitisch. Vol trots liet de ‘adjunct’ ons het in aanbouw
zijnde computerlokaal zien, er zou een computer in komen vertelde ze,
geschonken door een Duitse toerist. Ik heb maar niet verteld dat wij op
Tessenderlandt tegenwoordig hele lokalen vol computers hebben.
Azizi
leidt ons door zijn dorp
Op de terugweg leidde
Azizi ons nog door zijn dorp en vertelde ons wat over de middelen van bestaan.
Wij hadden aan het strand reeds gezien dat de vrouwen bij laagwater zeewier uit
zee haalden. Het lag in het dorp op veel plaatsen te drogen. Het wordt vooral
uitgevoerd naar Azië, waar het gebruikt wordt als vulling in kussens en
matrassen, vertelde Azizi. Een merkwaardige bezigheid vonden wij ook het
ingraven van kokosnootschalen in het natte zeezand. Ook dit werd alleen gedaan
door vrouwen. Na enige dagen worden de kokosnootschalen weer opgegraven, best
een zwaar werk, zeker als je geen schop hebt en dit met een stok moet doen. Ook
de kokosnoten lagen in het dorp te drogen. Van Azizi hoorden we dat het
ingraven wordt gedaan om de schalen te weken en dat van de ruwe buitenkant touw
wordt geweven. Wat we ook een paar vrouwen zagen doen. Mannen heb ik niet zien
werken in Paje, volgens Azizi houden zij zich vooral met de visvangst bezig. De
volgende dag namen wij afscheid van Azizi, om onze reis op het vasteland voort
te zetten. Bij het afscheid vroeg Azizi of ik niet een basketbalpetje voor hem
had, helaas had ik er geen voor hem.
Kokostouw
weven
Op mijn vraag of er in
Tanzania ook een leerplicht was, dus dat de jeugd verplicht naar school moet
zoals bij ons, vertelde de schooldirecteur in Paje dat dit inderdaad het geval
was. Tijdens onze verdere reis door Tanzania ben ik daar ernstig aan gaan
twijfelen, of er is weinig of geen controle op. Ik zag teveel vaak jonge
jongens bezig als straatventer. De meest onmogelijke goederen worden er op
straat te koop aangeboden. Je kunt het zo gek niet bedenken. Niet alleen
snoepgoed, fruit en kranten, maar ook kleding, telefoons, zelfs werd ik een
keer aangehouden of ik geen strijkijzer wilde kopen. Een andere keer zat ik op
een terras en kwam een jongen naar toe om mij een stekkerdoos proberen aan te
smeren.
Masaïkrijgers
Natuurlijk hebben we ook
toeristische dingen gedaan, zijn we op safari geweest en hebben wildparken
bezocht, een (heel klein) stukje van de Kilimanjaro beklommen, maar het mooiste
vond ik nog ons bezoek aan een Masaï-dorp, op de onafzienbare Masaï-steppe. De
Masaï leven nog volgens eeuwenoude tradities. De kinderen die in dit dorp
rondliepen gaan vast niet naar school. Zo liepen in het dorp 3 jongens rond met
witbeschilderde gezichten, veren op hun hoofd en zwarte omslagdoeken. Terwijl
de Masaï normaal rode doeken dragen. Het bleek dat de jongens 15 waren geworden
en net de puberteitsceremonie hadden ondergaan. Bij deze ceremonie worden ze
besneden (zonder verdoving) en mogen daarbij geen ‘kik’ laten of laten merken
dat ze pijn hebben, ze moeten immers een man, een krijger worden. Laten ze toch
merken dat ze pijn hebben of zelfs gaan huilen, dat worden ze uitgelachen en
beschimpt door de andere mannen en jongens die er gewoon bij staan. Zolang de
wond van de besnijdenis niet is genezen, lopen de jongens in het zwart en vol
trots met hun pijl en boog die ze krijgen na de ceremonie.
De
Masaï-jongens
Iets anders wat mij trof
in Tanzania was het hergebruik van afgedankt materiaal. Zo zag ik een keer dat
men van oude autobanden slippers maakten. Zelfs kinderen maken er van afgedankt
materiaal hun eigen speelgoed. Natuurlijk waren voor mij als metaalbewerker, de
metaalbewerkers op de markt in Morogoro interessant, die oude golfplaten
vlakten en er metalen voorraadkisten van maakten. Of, met voor ons onmogelijk
slecht gereedschap, van oude wielvelgen kookpotjes zaten te maken met een oude
spoorrails als aanbeeld.
Je eigen speelgoed
maken
Morogoro, was de stad waar
mijn dochter bijna een jaar lang woonde en werkte, ver van de eigenlijke
toeristengebieden. Wij verbleven er de laatste week en waren er haast de enige
blanken. Door Mariëlle’s werk kwamen wij ook in contact met gewone Afrikanen en
werden zelfs bij mensen thuis uitgenodigd om te eten. Dat was ook iets aparts,
want het is in Afrika gebruikelijk om gewoon met je handen te eten. Net als bij
MacDonalds zul je denken, alleen is het bij een hamburger wat gemakkelijker dan
bij een rijstschotel met geitenvlees.
Metaalbewerker op de
markt in Morogoro
De leefomstandigheden zijn
naar onze maatstaven erbarmelijk. In de steden leven veel mensen in lemen
hutjes met golfplatendaken. Als je een vast inkomen hebt zoals de collega’s van
Mariëlle, kun je misschien een kamer huren in een soort woonkazerne. Je hebt er
weinig privacy, er wonen dus meerdere gezinnen in zo’n gebouw en de kamers
komen uit op een gemeenschappelijk gang. Er is een binnenplein dat dient voor
gezamenlijk gebruik, om te wassen en te koken. Koken gebeurt gewoon in de open
lucht op een houtskoolvuur. Ook is er een toilet voor alle bewoners (een
‘hurk-WC’ zonder spoeling) en een soort van washok. Een douche durf ik het niet
te noemen, want je moet wel zelf een emmer water mee naar binnen nemen.
Morogoro is toch een stad zo groot als Breda, maar er is geen straatverlichting
en er wordt geen huisvuil opgehaald. De mest en vuilnishopen liggen gewoon
tussen de huizen. Buiten het centrum zijn er geen verharde wegen, dus altijd
een stofboel.
Samosa’s
vóór schooltijd
Tegenover ons hotelletje
in Morogoro stond ook een school. Het was er ’s morgens vroeg al een drukte van
belang met die vroege schooltijden. In het straatje naar de school zaten enige
Afrikaanse vrouwen ’s morgens vroeg al samosa’s te bakken. De kinderen die naar
school gingen kochten voor een paar shillings deze Afrikaanse lekkernij, een
driehoekig dingetje van deeg, gevuld met vlees of groente. Het waren dan wel
geen friet en frikadellen, die er werden gebakken, maar onwillekeurig dacht ik
toch even aan de friettent bij ons op het schoolplein.
Ton Frijters,
Leraar metaaltechniek.
Oktober 2006
Foto’s: Ton Frijters ©