Vroeger Deel 3
Door: M. Kuypers.
Binnenzijde
van een persoonsbewijs
(Wikipedia)
Tijdens de oorlog kwamen woorden
in gebruik, waar men normaal gezien nooit op gekomen zou zijn. Bijvoorbeeld:
ondergrondse, illegaliteit, onderduiken, het verzet, ‘goede’
Nederlanders, mensen die ‘fout’ waren. Spullen die ‘op de
bon’ zijn. Een stamkaart, een persoonsbewijs en weldra de naam van de
gevreesde Duitse terreur-organisatie: de Gestapo;
geheime staatspolitie. In de loop van dit verhaal komen deze termen aan de
beurt. Toen de Moffen ons land binnen vielen, dachten ze in een paradijs te
komen. In Duitsland had men geleefd naar het principe: ‘Geen boter, maar
kanonnen.’ In ons land was het geen vetpot, maar in vergelijk met
Duitsland was ons land een land van overvloed. Er was van alles te koop en
kópen deden ze. En zo kon het gebeuren, dat bepaalde handelslui niet
ontevreden waren over de nieuwe toestand. Ze verdienden er goed aan. Maar al
gauw begon er van alles tekort te komen en zo werd op een gegeven ogenblik
alles op rantsoen gezet. Dat werd dan genoemd: ‘op de bon.’ Vooral
goederen uit de tropen, zoals bananen, sinaasappelen, koffie, thee, chocolade,
cacao, om er een paar te noemen, konden niet meer aangevoerd worden. ledereen moest bij een bevolkingsregister ingeschreven
worden, daartoe moest men kunnen aantonen, een vaste woonplaats te hebben.
Zwervers kwamen dus niet in aanmerking.
Ouderlijk
huis – Rembrandtstraat 6 – Breda
(Foto:
M. Kuypers)
Al gauw waren er mensen,
die op de een of andere manier gevaar liepen in de klauwen van de bezetter te
komen. Ze moesten op de een of andere manier ‘onzichtbaar’ worden.
Men noemde dit ‘onderduiken,’ die mensen werden dus
‘onderduikers’ genoemd. Zo had onze buurman, rechercheur Gademan een broer, die bij ons in de straat was komen
‘onderduiken,’ omdat hij naar Duitsland had moeten gaan voor de
beruchte Arbeitseinsatz. Hij had zich dus niet
gemeld, maar was ‘verdwenen.’ Hij ‘woonde’ op de zolder
bij onze buurman en hij kwam nooit buiten, want er waren overal verraders, die
voor een handvol geld zulke onderduikers bij de Duitsers aanbrachten. Dat waren
de ‘foute’ Nederlanders. In onze buurt woonden twee van zulke
politieagenten. Een woonde aan de Weerijssingel, de
andere op het Oranjeboomplein, naast de familie Vos. Elich
was de naam. Die kon je dus niet meer vertrouwen. Ze speelden onder
één hoedje met de bezetter. De ‘onderduikers’ waren
er wel, maar hadden geen officiële woonplaats meer.
Oranjeboomplein
– Breda
(Foto:
Kees Wittenbols – 14 december 2011)
Motief om onder te duiken was
dus: weigeren om voor die vijand in Duitsland te gaan werken. Een ander motief
had diegene, die ergens sabotage gepleegd had. Daarop stond gewoonlijk de
doodstraf. Dus, na gedane arbeid onderduiken. Verder in de loop van de oorlog
kreeg je te maken met geallieerde piloten, die zich met een parachute konden
redden, nadat hun vliegtuig afgeschoten was. Velen vielen onmiddellijk in
handen van de Mof, om vervolgens naar een krijgsgevangenkamp gestuurd te
worden. Er zijn er echter, die door ‘goede’ Nederlanders geholpen
werden, moesten dan onderduiken, om dan via via door
België, Frankrijk en Spanje naar Engeland te komen. Dit gehele systeem
werd ‘pilotenlijn’ genoemd en diegenen die daarbij betrokken waren,
riskeerden daarbij hun leven, want piloten helpen werd ‘beloond’
met de doodstraf, nadat deze mensen eerst gruwelijk gemarteld werden om de
namen van andere helpers te weten te komen. Dit waren dus werkelijk helden. Een
zekere Rinus van Nunen in Princenhage
- in 1990 overleden - was een van die mensen van een pilotenlijn, die tegen het
einde van de oorlog in handen van de Moffen geraakte. Hij had geluk, diegene
die hem bewaken moest, had te veel gedronken en zo kon hij zich vrij maken,
vluchten en ‘onderduiken.’ Na de oorlog heeft hij een onderscheiding
voor dit werk gekregen. Ik heb hem persoonlijk nog gekend.
Monument
op de Vloeiweide – Rijsbergen
(Foto:
Kees Wittenbols – 2 maart 2009)
Idem,
met de namen
En dan de Joden, die
genadeloos vervolgd werden. Velen zijn ondergedoken en hebben de hele oorlog op
de onmogelijkste plaatsen doorgebracht. Helaas zijn velen toch nog verraden en
onmiddellijk naar een concentratiekamp gestuurd, waar ze genadeloos mishandeld
en vermoord werden. Van deze helpers werd gezegd, dat ze in ‘het verzet,’
of in de ‘Illegaliteit’ zaten. Door verraad zijn velen opgepakt en
vermoord door de Moffen. In de boswachterswoning onder Rijsbergen, op de
“Vloeiweide,” had een groep van het verzet zijn tehuis, terwijl er
ook een aantal onderduikers woonden. Deze verzetsgroep beschikte over een
zender/ontvanger, waarmee contact onderhouden werd met Engeland. Dit was
natuurlijk dodelijk gevaarlijk, want de Moffen hadden peil-wagens, waarmee ze
zenders konden lokaliseren. In dit geval echter, is er verraad in het spel
geweest! En daardoor zijn de Moffen hier achtergekomen.
Met honderd man hebben ze daar een inval gedaan. De verzetslui hadden gelukkig
wapens en ze hebben een aantal Moffen de eeuwigheid in kunnen jagen. Maar de
overmacht was te groot en na hardnekkige weerstand hebben ze tenslotte het
onderspit moeten delven. De Moffen hebben de woning in brand gestoken en
handgranaten erin gesmeten. De volgende dag hebben ze nog negen mensen
gefusilleerd. De leider van deze verzetsgroep Paul Windhausen,
was leraar tekenen aan het O.L.Vr. Lyceum. De straat,
waaraan het Lyceum ligt, heeft na de oorlog zijn naam gekregen.
Oorlogsmonument
nabij de Kogelvanger – Mastbos – Galderseweg
– Breda
(Foto:
Kees Wittenbols – 19 maart 2011)
Idem,
met de namen
Er zijn ook mensen, die
weet hebben van bepaalde illegale activiteiten, er trots op zijn, dat ze die
mensen kennen - maar zelf niets doen! - maar zich interessant willen maken door
links en rechts rond te bazuinen wat ze van hun weten. Gemakkelijk komt dit in
verkeerde handen en dan heb je de poppen aan het dansen. Nadat men ingeschreven
was, kreeg men een Stamkaart en met deze stamkaart kon men distributie-bonnen
afhalen. Deze distributie-bonnen had men nodig, om
alle normale levensbehoeften te kunnen kopen. Alles was ‘op de
bon.’ Elke week werd er in de kranten een lijstje gepubliceerd van
bonnen, die de komende week geldigheid hadden voor bijvoorbeeld brood, vlees,
melk, aardappels. Voor de zeldzame dingen, zoals thee, koffie, suiker, olie werden
maar heel spaarzaam, kleine hoeveelheden beschikbaar gesteld. Koffie en thee,
was al gauw een luxe artikel, alleen nog op de zwarte markt te verkrijgen,
tegen exorbitante prijzen. Tabak was ook al gauw een moeilijk artikel. Wanneer
iemand niet rookte, kon hij zijn tabaksbon voor goed geld verkopen aan een
hartstochtelijk roker. Dat heb ik ook gedaan en zo kon ik schaatsen kopen om te
leren schaatsen. Textiel en schoeisel werd ook weldra een probleem, want deze
producten moesten naar Duitsland ‘geleverd’ worden, zeg maar: in
beslag genomen worden. Tegen het einde van de oorlog werden er schoenen van
karton gefabriceerd. Deze konden natuurlijk niet in de regen gebruikt worden.
Voor onderduikers was dit distributie-systeem een
probleem. Die hadden geen stamkaart, konden dus geen bonkaarten krijgen. Daarom
werden al gauw overvallen georganiseerd op de distributie-kantoren.
Men wist precies, wanneer daar de nieuwe oplage binnengekomen was en met behulp
van insiders kon men dan het een en ander organiseren. Via via
werden deze ‘gestolen’ bonkaarten dan aan de onderduikers
overhandigd. Dat was natuurlijk zeer riskant werk, werk van het verzet. Daarbij
zijn ook mensen omgekomen.
Kloosterlaan
Breda
(Foto:
Kees Wittenbols – 25 februari 2012)
Het distributiekantoor in
Breda was gevestigd in de Kloosterlaan en daar kon men dan eindeloos in de rij
staan, om de nieuwe bonkaarten te ontvangen, met de stamkaart in de hand,
waarop de ontvangst aangetekend werd. Een andere methode om de illegaliteit van
bonkaarten te voorzien, was: contacten leggen met de drukkerij en zo proberen
extra vellen te laten drukken. De Moffen waren weliswaar de baas in ons land,
maar vanzelfsprekend konden ze onmogelijk alles controleren. Natuurlijk stonden
draconische straffen op dit soort handelingen. Gewoonlijk verhuisde de
schuldige naar een concentratiekamp, terwijl zijn huis en goederen in beslag
genomen werden. En natuurlijk na godsgruwelijk gemarteld te zijn. Ondanks dat,
werden iedere keer opnieuw pogingen gewaagd. Wat ook een voornaam doel van het
verzet was: het vernietigen van bevolkingsregisters. Op 40 plaatsen is dit
gelukt, daarmee de Moffen een wapen uit handen slaand, om mensen op te pakken
voor werken in Duitsland, hetzij in de landbouw, of wat veel erger was: in de
oorlogsindustrie. Vele buitenlanders hebben hier de dood gevonden, aangezien de
geallieerden steeds succesvoller fabrieken bombardeerden. Nog een methode om de
bevolking in een ijzeren greep te krijgen was het invoeren van een
persoonsbewijs. Vanaf zestien jaar moest je zo’n document altijd bij je
hebben. Het verzet had ook op dit gebied weldra een taak: onderduikers voorzien
van een vals document. Iemand die bij controle dit bewijs niet had, kon een
spion zijn, of iemand die door de Gestapo gezocht werd. Je werd dan meteen als
misdadiger opgepakt en mishandeld.
De
monumentale toren van het V & D-gebouw – Nieuwstraat / Karrestraat
(Foto:
Kees Wittenbols – 18 maart 2012)
Een andere zeer voorname zaak:
informatie. Hitler met zijn trawanten hebben de radio uitvoerig gebruikt om de
mensen te manipuleren. Zijn minister van Propaganda - Leugen en Bedrog - Jozef
Goebbels heeft hiermee het Duitse volk jarenlang vergiftigd. Toen hij begreep,
dat het afgelopen was, heeft hij samen met zijn vrouw hun zes kinderen vermoord
en daarna hebben ze zichzelf van kant gemaakt. Al spoedig kwam er een
bekendmaking, dat iedereen verplicht was, zijn radio in te leveren.
Waarschijnlijk kan men dit nauwelijks nog geloven, maar het was verboden een
radio te hebben. Bovendien was het verboden naar buitenlandse zenders te
luisteren op straffe van zware boete en gevangenisstraf. De winkel van V&D
in de Karrestraat, naast het klooster van de Broeders, werd gevorderd en zou
gebruikt worden als tijdelijke opslagplaats voor ingeleverde radio’s. Ik
heb een maal gezien, dat er per vrachtwagen een lading radio’s ingeleverd
werd. Kennelijk interesseerde het die lui niet veel, want ze behandelden de
radio’s niet al te zachtzinnig. Bleef er ergens een kabel haken, dan
rukte men die los. Vervolgens kwam op zekere dag een Duitse vrachtwagen en die
werd volgeladen met die gestolen waar. ‘Liebesgaben’
van de Nederlanders voor het arme Duitse volk. Nu was er in dat klooster een
broeder die expert op het gebied van radio’s was. Het is hem gelukt in
dat magazijn in te breken en de beste radio mee te nemen, die hij kon vinden.
De Broeders hadden natuurlijk hun radio ingeleverd, maar op zo’n manier
konden ze de berichten van Londen toch weer volgen. Dat inleveren van
radio’s werd natuurlijk geregistreerd en diegenen die niets ingeleverd
hadden, konden onverwachts bezoek krijgen van een controleur. Natuurlijk waren
overal nog radio’s, zodat men op de hoogte bleef van de oorlogstoestand. De
spannendste tijd was ‘s avonds om acht uur wanneer Radio Oranje vanuit
Londen in de ether kwam. Het begon altijd met het bekende “V”
teken, in morseschrift. Dit werd enkele keren herhaald en dan kwam steevast de
bekende melodie: “In naam van Oranje, doe open die poort.” Na de
nieuwsberichten kwamen altijd bijzondere mededelingen. Deze waren bestemd voor
bepaalde verzetsmensen. Ik heb er nog twee van kunnen onthouden, maar de
betekenis heb ik nooit geweten. “De melk kookt over” en “het
konijn zit in zijn hok.” Deze twee ben ik dus nooit vergeten. Ook de
Moffen beluisterden deze uitzendingen en wanneer het hun gelukte, een
ondergrondse te pakken te krijgen, werd hij ook altijd geconfronteerd met deze
speciale mededelingen.
Oude
radio
Wat het leven ook steeds
onaangenamer, of zelfs zeer moeilijk maakte, was het feit van de
fietsen-razzia’s. Plotseling werd ergens een drukke straat afgezet en
iedereen die een fiets had, moest die ‘verkopen’ aan die Moffen. Je
kreeg dan een vodje papier, goed voor vijf Rijksmark. Deze gingen dan massaal
naar Mofrika, ‘Liebesgaben’
etc. Wij hadden thuis één fiets, een zware, oersolide
Burgers, waarmee vader naar zijn werk ging. Toen deze roofpartijen begonnen,
heeft hij deze fiets helemaal gedemonteerd. In de huiskamer heeft hij toen onder
het vloerzeil een opening in de houten vloer gemaakt, het frame onder het huis
bewaard en eerst na de oorlog alles weer in elkaar gezet. Verraders. Het woord
is al een paar maal gevallen. Ze zaten overal. Ze hadden een eigen politieke
partij, NSB genaamd en deze partij had natuurlijk ook een lijfblad, “Volk
en Vaderland” genaamd. Dit blad hielp natuurlijk vlijtig mee, de leugens
van Grossmaul uit Berlijn te verspreiden. In
Amsterdam stond ergens een NSB-er als colporteur met een aantal van deze
kranten. Plotseling stond er iemand naast hem met een rol toiletpapier. Iedere
keer als de NSB-er riep: “Lees Volk en Vaderland,” trok die andere
een stuk van die toiletrol af en schreeuwde: “Om je… af te
vegen.” De colporteur verdween dan spoedig. Aanvankelijk probeerde de Mof
zoete broodjes te bakken, maar daarmee had hij weinig succes. En zo liet hij
steeds meer zijn ware gezicht zien. Naast de vele bekendmakingen kwam op zekere
dag een nieuwe oekaze: iedereen moest minstens één
gebruiksvoorwerp voor de oorlog belangrijke metalen inleveren: roodkoper,
messing, aluminium, ijzer of zink. Natuurlijk werd dit weer zorgvuldig
geregistreerd. Niemand kon er onderuit en zo hebben wij een klein messing
kannetje ingeleverd, zodat de moloch wat ons betreft tevreden kon zijn. Erger
werd het, toen alle kerken hun klokken moesten inleveren. Voor heel bijzondere
exemplaren kon een uitzondering gemaakt worden. De ondergrondse zorgde spoedig
voor pamfletten met de tekst: “Klokken uit de toren, oorlog
verloren.”
Het
eerste nummer van Volk en Vaderland in 1933
(Wikipedia)
Een Nederlandse NSB-firma
heeft deze schanddaad voor de Moffen uitgevoerd. Toen de klok van de kerk van
Pastoor Dekkers uit de toren kwam, brak de kabel en met volle geweld donderde
de klok op de grond - kapot. Bij de Annakerk had men toen als vervanging langs
de toren een 40 liter zuurstof fles bevestigd en kon men daarmee
‘luiden.’ In Oud Gastel had die firma alles voorbereid en de daarop
volgende dag zouden ze de klokken uit de toren draaien. ‘s Nachts echter,
had iemand van het verzet de slinger laten verdwijnen, zodat de rovers de
volgende dag niets konden toen. De Mof werd natuurlijk meteen ingeschakeld en
de burgemeester kreeg de bedreiging: als die slinger niet terug komt, worden
enkele mensen gearresteerd en gaan naar een concentratiekamp. De burgemeester
heeft toen de onzichtbare daders bezworen, de slinger terug te bezorgen, want
om een paar mensen te laten vermoorden voor een paar klokken, dat zou te erg
zijn.
De
kerk van Pastoor Dekkers in de Oranjeboomstraat te Breda
(Foto:
Henk Wittenbols – 1980)
Ik was in die periode als
student in Oud Gastel, we hebben toen een wandeling gemaakt naar Standdaarbuiten
en daar hebben we de kerk bezocht. Zoals toen gebruikelijk liepen we dan keurig
in de rij met de surveillant helemaal achteraan. De luidklokken alsmede een
carillon stonden keurig onder de toren te wachten op transport. Een schipper
heeft toen het verzoek gekregen, alle Nederlandse klokken naar Hamburg te
varen. Daar zouden ze omgesmolten worden.
De
kerk van Standdaarbuiten
(Foto:
Kees Wittenbols – april 2007)
Deze firma wilde geen
handlangersdiensten voor de Moffen verrichten en weigerde. Een andere schipper
heeft de opdracht wel aangenomen en toen hij in het IJsselmeer gekomen was,
heeft hij zijn schip tot zinken gebracht. En zo is die lading nooit in Hamburg
aangekomen. Na de oorlog werd schip met lading geborgen en konden de klokken
aan de wettige eigenaars teruggegeven worden.
Ga naar:
M.
Kuypers.
Brazilië
– 2008